vorige (10-3-1941) | | volgende (17-4-1941) | kalender |
dagboekcahier 10 05/04/1941 zaterdag 5 april 1941 Ik heb een paar drukke weken achter den rug.Veel werk voor den Raad van State, een vergadering van het Centraal College voor Medisch Tuchtrecht, een van den Mijnraad, een van de Centrale Commissie voor Drinkwatervoorziening en een van een subcommissie, welke opdracht heeft een wetsontwerp op te stellen voor de regeling over de geheele lijn van de drinkwatervoorziening. Daarbij heb ik op [me] genomen om op korten termijn een artikel van ± 5000 woorden te schrijven voor een feestboek bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de R.K. Jonge Werkgeversvereeniging over Rerum Novarum en Quadragesimo Anno. Ik ben er bijna mee klaar. En tusschen al die drukte door vierde ik donderdag 27 maart mijn 70en verjaardag. Wegens de tijdsomstandigheden had ik gedacht – en ook wel gehoopt – dat die dag vrijwel onopgemerkt zou zijn voorbijgegaan. Op een vraag had ik geantwoord, dat ik geen officieele receptie wenschte te houden, maar dat ik ’s middags thuis zou zijn. En wat ’n dag is ’t geworden. Ongeveer tweehonderdvijftig brieven kwamen binnen, onder andere van den bisschop van Haarlem, van allerlei, ook niet-katholieke, sociale organisaties, van soms mij geheel onbekende personen, maar die mij toch wilden huldigen. Meer dan veertig groote bloemstukken kwamen binnen, waaronder bijzonder prachtige, zoo van de leden en oud-leden van den Raad van State, van den Mijnraad, van de Centrale Commissie voor de Statistiek, van de Centrale Commissie voor de Drinkwatervoorziening, van het Centraal Medisch Tuchtcollege, van verschillende vakbonden en verder van particulieren. ’t Was werkelijk overweldigend! En dan het aantal bezoekers! Zelfs de 84-jarige mr. Fock, medeminister van Staat, was verschenen! Van Schaik, Van Wijnbergen, O. van Nispen tot Sevenaer, Verschuur, Deckers, enz. enz. Van vier tot zes waren de beide benedenkamers voortdurend vol. Hoeveel hartelijkheid heb ik ondervonden. Het heeft mij geroerd. Een verrassing was ook, dat alle dochters, behalve Joke die de vorige week pas ’n paar dagen geweest was, present waren. Helaas Piet niet. Maar hij maakt ’t gelukkig toch goed. ’s Morgens kwamen de vertegenwoordigers van de R.K. werkgevers-, arbeiders-, middenstands- en boerenorganisaties om me gezamenlijk een kastje met ruim twintig geschiedkundige boeken aan te bieden. ’t Trof me, omdat ik sinds 1900 al op samenwerking tusschen die bonden voortdurend aangedrongen heb. En, op dienzelfden 27en maart kwam er een bericht, dat een kentering in den oorlog kan betekenen. |
uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941) |