vorige (5-4-1941) | | volgende (10-5-1941) | kalender |
dagboekcahier 10 17/04/1941 donderdag 17 april 1941 Nog zelden heb ik een doodsbericht met zooveel ontroering vernomen als dat hetwelk Kolfschoten mij donderdagnamiddag namens de weduwe kwam brengen over den dood van mr. Goseling, op Tweeden Paaschdag te Weimar in het kamp Buchenwald. Het is werkelijk ontzettend. Nog geen 50 jaren oud in volle levenskracht, maar gebroken door zijn opsluiting in dit afschuwelijke interneeringskamp. Eenigen tijd geleden had hij om de zending van een deken gevraagd, omdat hij ’t er zoo koud had. Waarschijnlijk heeft hij hem nooit gekregen, want later schreef hij, dat die deken wel ongeschonden zou terugkomen. En nu is hij overleden aan longontsteking. Afschuwelijk is ’t zooals dit zijn vrouw werd meegedeeld. Dinsdagmorgen kwam er iemand van de Nederlandsche politie aan haar huis. Zij was niet thuis, daar ze de Paaschdagen in Amsterdam had doorgebracht. Ze moest dan, thuis gekomen, maar de politie opbellen, nummer 22. Ze deed het en vroeg wat er was? ‘Even kijken, o ja, daar heb ik ’t al. Is mr. Carolus Goseling uw man? Nu, hij is dood, overleden aan longontsteking.’ Om drie uur kon ze bij de Duitsche politie nadere bijzonderheden komen vernemen. Ik ben er zeer van onder den indruk. Goseling en ik waren zeer bevriend, al was er wel meeningsverschil tusschen ons en al heeft hij niet altijd naar mijn opvatting heelemaal correct tegenover mij gehandeld. Maar altijd heb ik zijn groote bekwaamheid erkend en hem steeds beschouwd als mijn opvolger. En nu dit droeve einde, 49 jaren oud, na een half jaar opsluiting in een interneeringskamp, een duidelijke wraakneming van de N.S.B. Hij laat maar één zoon achter, die binnenkort zijn doctoraal rechten in Nijmegen zou doen om dan te gaan trouwen. Zijn vrouw – een Duitsche! – blijft dan alleen achter. Arme stakkerd. En wat hangt ons nog meer boven ’t hoofd? Iederen dag gebeuren er dingen, verordeningen, benoemingen, enz., die je diep ergeren. ’t Ergste is ’t gevoel van volkomen rechteloosheid en onmacht. Joego-Slavië is nu ook onder den voet geloopen. Nu is Griekenland aan de beurt. En dan – het blijkt al – volgt Egypte. Wat zullen Turkije en Rusland doen? Wat kunnen ze doen?! De kentering, welke ik op 27 maart meende te zien komen, is een andere richting uitgegaan als ik toen dacht. Waar en wanneer zal ’t einde zijn? Bij al deze narigheid één zonnestraal: op Tweede Paaschdag is Piet weer hier geweest. Hij maakt het goed, al zal hij nog lang dieet moeten houden. Maar – zij ’t voor halve dagen – dinsdag mocht hij weer aan ’t werk gaan. |
uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941) |