Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 10

05/08/1940

maandag 5 augustus 1940

Vrijdagvoormiddag zijn An en Liesje hier gekomen en tot zondagvoormiddag gebleven. ’t Begon met een groote teleurstelling. Moeder, Lies en ik waren naar ’t station gegaan, waar ook Piet en Lou kwamen. Zoo stonden we vijf man sterk de teruggekeerde vluchtelingen op te wachten. Over tijd kwam eindelijk de lange en overvolle trein binnen. Maar helaas, geen An en Liesje. Zeker de aansluiting in Lage Zwaluwe gemist! Maar na ’n half uur zou de volgende trein binnenkomen. We gingen een kopje koffie drinken en stonden weldra weer paraat op ’t perron. De kleine en niet volle trein kwam op tijd binnen, maar weer geen An en Liesje. ’t Bleek ook, dat deze trein niet uit Dordrecht, maar slechts uit Rotterdam kwam. Dus maar weer een half uur wachten. Gelukkig kwam ik op ’t idee, dat we ze misschien wegens de drukte bij de vorige trein gemist hadden. We belden ons huis op en … An kwam aan de telefoon! Ze had zoo’n haast gehad om naar huis te komen, dat ze achterin de trein gezeten, dus vlak bij den uitgang, naar beneden waren gehold, denkende daar Lies te vinden. Voor hen was ’t ook ’n teleurstelling, dat er niemand was! We zijn met ’n taxi naar huis gedraafd en daar stonden ze! An zag er goed uit, alleen vermagerd; Liesje zag er patent uit. Aan één stuk door hebben ze hun wedervaren zitten vertellen. ’t Was erger geweest dan we gedacht hadden, maar toch de laatste vier weken, toen ze in een klein bladplaatsje bij Bordeaux (Mimizan)[37] een schamel optrekje gehuurd hadden, toch weer minder erg dan we gevreesd hadden. De terugtocht was heel erg langzaam gegaan wegens benzinegebrek. Ze waren echter vol lof over de door de Duitschers gegeven medewerking. Frappant was de tegenstelling aan de Nederlandsche grens. An had nog 50 Reichsmark. Men had haar aangeraden ze te verstoppen. Gelukkig had ze dat niet gedaan. Den controleerenden Duitschen soldaat gaf ze dus haar schat op. Ja, dat mocht niet ingevoerd worden: niet meer  dan tien Mark! An betoogde, dat dit haar eenige bezit was en dat ze daarvan met haar drie kinderen moest leven tot haar man terug zou zijn. De man liet zich vermurwen: ja, dat zijn toch ook buitengewone omstandigheden en daar kunnen de gewone regels toch niet voor gelden. En –  ze mocht haar 50 Mark behouden. Vijf minuten later de Nederlandsche grens en dus de Nederlandsche douane. Groote vreugde, dat ze eindelijk, na bijna twaalf weken, weer behouden terug waren. Maar … ze mochten niet verder, omdat het met 1 juli ingegane kwartaal van de wegenbelasting niet betaald was! Tenminste, ze hadden ’t bewijs niet bij zich. Maar daar deze belasting automatisch op de giro afbetaald was, was ’t zeker, dat ze dus voldaan was. ’t Hielp niet. Ze moesten een lange formulierenlijst invullen en de belasting betalen. Als ze dan thuis het betalingsbewijs vonden – en ’t lag er ook werkelijk op tafel! – dan konden ze weer terugbetaling vragen! Of ze nu geëvacueerden waren, daar had de douane niets mee te maken, hij mocht ze zonder betalingsbewijs niet doorlaten! Dat gaf een oponthoud van drie kwartier.

            Welke verhalen hebben we gehoord! Meermalen hebben ze in de vuurlinie gezeten. Vijf meter van hen af viel een bom. Liesje was pikzwart. Maar gelukkig geen van vijven gedeerd. Soms vijf dagen achtereen  hadden ze niets te eten dan droog Fransch waterbrood. Zelfs water was in België en Noord-Frankrijk niet te krijgen. Nederlandsche consuls waren nergens te vinden: ze hadden zelf al de vlucht genomen! Vol lof waren ze over den honorairen consul te Bordeaux. Deze leende ze ook 2000 francs. Van een rijken Belg, dien ze ontmoetten, konden ze nog tienduizend francs leenen. Ze konden echter maar zeer sobertjes leven. Doch, Gode zij dank, al dit leed is geleden. Eigenlijk hebben ze nog veel meer leed gehad van hetgeen ze vreesden, dat onderwijl in Nederland gebeurde. Ze dachten, dat hun huis te Breda verwoest was, dat ik gevangen zou zijn genomen en althans wegens ’t niet meer uitbetalen van pensioen en salaris geheel zonder inkomen. Gelukkig bleek nu, dat van  al die narigheid niets waar was!

            Zaterdagavond werden we uit Breda opgebeld: Frans en Wim! Nu was de vreugde volkomen. Ook zij waren na een vermoeiende reis – 1200 kilometer per fiets door vooral in Noord-Frankrijk totaal verwoeste streken – behouden teruggekeerd.

            Zondagmorgen zij we met een dankbaar hart gezamenlijk ter kerke gegaan en na ontbeten te hebben vertrokken toen An en Liesje, weer verlangend den man en vader en den zoon en broeder terug te zien. An was helemaal heesch van ’t praten! 

[37] De plaatsnaam Mimizan is met pen bijgeschreven.

uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941)