Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

06/02/1923

dinsdag 6 februari 1923

Helaas, Loukie komt nog niet thuis! We maken nare dagen door. Donderdag was de temperatuur weer boven de 38, vrijdag iets eronder. De dokters zeiden: die blaaskathar is zoo goed als beter. Vrijdag werden de hechtsels uit de wond gehaald.[61]  De dokters zeiden, dat ze zeer tevreden waren. Maar waarom dan altijd nog verhooging? Ik had beloofd, zaterdagavond naar Heerlen te komen om zondag de feitelijke ingebruikneming, gevierd door een plechtige hoogmis, bij te wonen. Lies zou ook meegaan. Dat ging nu niet, maar ze wilde, dat ik wel zou gaan. De dokter zei ook dat er niets geen gevaar meer was: binnen enkele dagen kwam ze genezen thuis. Ik vertrok zaterdag 1.01. Helaas, was ik maar thuis gebleven. Welk een vreeselijke zondag heeft Lies doorgemaakt. Zaterdagmiddag steeg de temperatuur eensklaps tot 39.3. De dokters meenden: een nierbekkenontsteking en den geheelen nacht bleef hij 39.3, ’s morgens 39.2. Lies wist geen raad. Ik was in Heerlen niet te bereiken, omdat door den storm de telefoon verstoord was. Een telegram bereikte me eerst maandagochtend om tien uur! Ik had beloofd op te bellen. Lies begreep er niets van dat ik ’t niet deed. Maandagochtend om tien uur, toen Lou op de  slof zat, brak eensklaps de genezen wond open en een massa bloed en etter kwam naar buiten. Het bleek dus dat de hooge temperatuur door een ontsteking was veroorzaakt. Onze huisdokter zegt: niet-steriel draad gebruikt! ’t Is verschrikkelijk dat je een kind zoo overlevert. Terstond daarna is de temperatuur gaan dalen. Gisterenavond 37.5, vanmorgen ook, vanmiddag 37.8, vanavond nog niet opgenomen, maar ze voelde wel ruim 38. Ze was ook rillerig. Welk een thuiskomst gisterenavond! Lies was met Stanny aan den trein. Ze vertelde me alles. Arme Lies, was ik nu maar niet heengegaan! De dokters zeggen nu weer dat alle gevaar nu geweken is, maar ’t kan nog weken duren.’t Ellendige is, ik ben al mijn vertrouwen kwijt en maak me zeer angstig. Ik heb vannacht bijna niet geslapen.

            En nu eensklaps een conflict met Finantiën! Dat moest er nu net  nog bijkomen! ’t Gaat over de werkloosheidsverzekering. De sterk verminderde uitkeeringen wekten groote ontevredenheid. Zelfs de katholieke arbeiders worden onrustig en dreigen ‘de straat op te gaan’. In sommige opzichten is hun kritiek mijns inziens ook juist. Ik wil die ondervangen, maar dat kost eenige tonnen, misschien een millioen. Ik heb dit aan Finantiën voorgesteld. Hij weigert botweg. Ik antwoordde: laten we dan nog eens praten. Antwoord: ik praat niet meer, ’t gebeurt niet!

            Ik heb vanmiddag Ruijs opgebeld en hem gezegd de zaak in den ministerraad te brengen. Blijft Finantiën erbij, dan ga ik heen; ik ben niet van plan dit niet-doen in de Tweede Kamer te verdedigen. Ruijs schrok ervan en vroeg me dringend eerst nog eens particulier met De Geer te gaan spreken. Ik beloofde ’t hem, als ik vannacht goed slaap.[62] Als Lou nu maar beter was! Nu staat mijn hoofd er niet naar om te vechten. 

[61] De volgende passage tot aan het einde van deze alinea is in het manuscript met potlood doorgehaald.

[62] De slotzinnen van de aantekening onder 6 februari en de eerste twee zinnen onder 7 februari zijn in het manuscript met potlood doorgehaald.

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)