vorige (22-8-1893) | | volgende (9-9-1893) | kalender |
dagboekcahier 2 06/09/1893 woensdag 6 september 1893 De vorige keer heb ik heelemaal vergeten op te teekenen hoe gezellig we bij Peter gefuifd hebben, gisteren voor acht dagen, hem ten afscheid. Nuyens was niet gekomen: niet erg aardig! ’s Middags hebben we een paar uren heerlijk getoerd. Bij drieën ’s nachts was ik weer thuis. Maandagavond van vijf tot kwart over achten is vader Lunter bij me geweest. Wat zag hij er uitstekend uit! Hoe heerlijk hebben we zitten keuvelen over oud en nieuw. Te veel om er zelfs een kort overzicht van op te teekenen. Slechts dit eene: bij ’t afscheid nemen zei ik zoo tot hem: ‘Ja, er zit al niet veel anders op dan later op een gymnasium schoolmeestertje te spelen!’ ‘Kom, kom, studeer nu eerst kalm af, dan zullen we wel verder zien: er zijn wel schever dingen recht gekomen!’ Met mijn stuk ben ik in zoover klaar, dat ... ’t af is, maar ... ’t is de helft te lang, ’k moet dus schrappen en ’t dan overschrijven. ’k Heb juist nog twee dagen den tijd, er is dus heel veel werk aan [p. 424] den winkel: als ze mij nu maar niet ervan af komen houden! Enfin, morgen ben ik toch zeker vroeg op. Peter vertrekt om kwart voor zeven naar Berlijn. Dan om negen uur naar de kerk: ’k kan dus daartusschen al ’n aardige brok zetten! Lize heb ik sinds zondag voor acht dagen niet meer gezien, doch ’k ben er nu achter gekomen hoe ’m dat zit: ze logeert bij haar zuster in Den Haag: ’k herinner ’t me nog heel goed: thans vijf jaar geleden logeerde ze daar ook; ’t was 31 augustus, de kroonprinses was jarig. Zus was toen een jaar geëngageerd (vandaag is ’t juist zes jaar geleden dat ’t ‘er door ging’ helaas!) en ik ging met haar naar Gé, die toen nog in Den Haag bij Janssen was. We gingen de Wagenstraat door, even voorbij Meyknecht stonden we voor een boekwinkel te kijken: ’k had echter al gezien, dat Lize bij haar zuster voor ’t raam zat. Eensklaps stiet mijn zuster mij aan: ‘Hé, zeg, kijk eens om, kijk eens wie daar in ’t spiegeltje bij Meyknecht zit te kijken!’ Ik keek eens en ... weg was haar [p. 425] lief gezichtje! ’k Hoop, dat ze nu maar gauw weer in de stad komt: bijna is de vacantie uit en ... dus kan ik niet meer in de kerk van half tien komen! Eindelijk heeft Peter zijn belofte vervuld en me doen weten wanneer Lize jarig is. ’k Had altijd zoo’n idee gehad, dat ’t den 26en februari was: ’k heb haar, nu negen of tien jaar geleden (’k was natuurlijk nog niet op Katwijk en toch al verkikkerd! foei!!) eens op dien dag door de week te communie zien gaan: ’k dacht: ze is zeker jarig. Maar misschien heb ik den datum verkeerd onthouden: een dagboek bestond toen nog niet! De ware datum is: 16 februari. En nu als de weerga aan ’t werk! Wat zou zij van ’t stuk zeggen als ’t in De(n) Katholiek staat? Als, maar ik zie ’t er nog niet in! Van Cooth heeft gezegd: geen lyrisch proza en ... als mijn stuk geen lyrisch proza is, dan weet ik heusch niet wat lyrisch proza is! Maar ’k zie geen kans ’t drooger te maken. [p. 426] |
uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893) |