Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 2

06/10/1892

donderdag 6 october 1892

’t Gewone liedje: veel op te tekenen en weinig tijd! Gisteren was ’t een interessant college, dat bij prof. Fruin. ’t Was ’t eerste. ’t Vorige jaar was ’t op zijn studeerkamer, nu niet. Zou er iets bijzonders zijn? Er was iets bijzonders. Hij begon met een kort welkom! [p. 262] en toen zei hij: er is iets gewichtigs geschied onder de vacantie, iemand is ons ontvallen, een groot man, mijn intieme vriend, Matthias de Vries! … En toen schetste hij hem, den taalvorscher, den student eerst, toen den docent aan het Leidsch gymnasium, de professor in geschiedenis en Nederlandsch, later alleen in het Nederlandsch. Vooral noemde hij hem als zijn vriend, een vriend, die hem zijn vriend genoemd had reeds vóór vijftig jaren. O, ik kon het mij begrijpen, dat, toen hij hem zóó herdacht, zijn stem stokte en een traan zijn helder blauw oog verduisterde … ’t Was een indrukwekkend oogenblik, den geleerden geschiedvorscher te zien weenen, te voelen lijden om het verlies van zijn vriend, die een even groot geleerde was, maar op het gebied van den taal!

            Ik kreeg gisteren een briefkaart van Alphons Steger. Toen ik laatst in Amsterdam was, sprak hij er mij reeds over om een Van Lenneps Vondeluitgave te koopen, hij wist een zoo goed als nieuw exemplaar, dat voor niet teveel te krijgen was. Hij zou nog eens informeeren. Nu schreef hij mij, dat ik ’t voor 40 gulden [p. 263] krijgen kon. Waarlijk, een koopje! De gewone prijs tegenwoordig is 80 à 90 gulden! Maar … 40 gulden is toch een heeleboel! Ze vragen … ’t is zooveel! Gelukkig kwam vanmiddag mijn heerbroer over: hij vond het ook erg goedkoop; hij wilde mij die 40 pop wel leenen, ik kon ze dan wel teruggeven, als ik ze eens had, haast was er niet bij. Ik heb natuurlijk zijn vriendelijk aanbod aangenomen, al zal ’t een harde dobber zijn om binnen niet al te lang tijdsverloop 40 gulden van mijn zakgeld over te sparen! Zooeven heb ik een brief aan Steger geschreven om hem ’t voor mij zoo heuglijke nieuws te melden. Van Lenneps Vondeluitgave! Welk een heerlijk ideaal, dat ik steeds voor zoolang onbereikbaar hield! Ik heb in den laatsten tijd juist veel aan Vondel gedaan; zijn Leeuwendalers heb ik ’t laatst geheel geëxcerpeerd. Daar valt toch veel uit te leeren! Aanstonds ga ik nu met Hooft beginnen; ’k heb gisteren zijn Gedichten (editie Bilderdijk) ontvangen, terwijl ik juist de uitgave van Leenderts van de bibliotheek heb. [p. 264]

[Goed nieuws hoorde ik vanmiddag van pater Schmedding. Phons komt hem zondag opzoeken: waarschijnlijk of liever zeker zal hij me dan ook wel niet vergeten. ’k Wou, dat hij maar een paar daagjes bleef! Die goede Phons! Ik geloof, dat ik bijna nog iederen dag meer van hem ga houden! en nu dacht ik al voor vier jaar, dat mijn vriendschap voor hem reeds het summum was van ’tgeen men voor een vriend kan gevoelen! Doch … hij maakt ’t er ook naar!!][7]

            Van Nuyens heb ik een mooi cadeautje gehad: de oude Beschrijving van Leyden van Van Mieris. Ook al een van de boeken waarnaar ik sinds lang verlangend uitzag, maar die me steeds nog te duur waren! Bij Brom in Amsterdam ben ik zeer goedkoop aan een compleete Schiller gekomen, ook nog een Lamartine, waar alles in staat tot 1838: dus ’t voornaamste, want zijn geschiedkundige werken heb ik reeds alle.

            En nu als de weerga aan ’t werk! Eerst even ’t eerste gedeelte van Verdams dictaat over den Wet van Grimm overpennen en dan Hooft! Leve de zeventiende eeuw, ’k geloof, dat dit wel mijn keuze zal worden. [p. 265]

[7] De passage tussen teksthaken is in het manuscript met balpen doorgehaald.

uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893)