Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

07/11/1921

maandag 7 november 1921

Ziezoo. Daar zit ik weer. Ik ben acht dagen uitgeweest en weer vol moed vandaag aan mijn werk gegaan. Laat ik even de dagen terugzien.

            Woensdag 26 october ging ik naar Leiden met Lou. Eerst naar Co: de kist was reeds dicht. De kamer was zwart gemaakt en wij bleven wat bidden. Daarna naar de notaris met wien ik de zaken besprak en regelde. Toen met de stoomtram naar Voorburg, waar ik tot zes uur met Bart bleef praten.

            Donderdag was ’t uitvaart, daarna begraven. Lies was met Rie en Piet meegegaan. Jo deed de plechtige uitvaartmis. Om elf uur begraven. We zaten met ons drieën in ’t éénige volgrijtuig: Jo, Piet en ik. Op ’t kerkhof was ’t bijzonder vol. Om den minister te zien? We gingen nog even op ’t graf van vader, moeder en Gukie bidden; en toen weer naar huis. Een droeve dag!

            Vrijdag ’n drukke dag; ik werkte alles af om zaterdag op reis te kunnen gaan. Lies had er erg op aangedrongen dat ik ’t doen zou. Ik was wel niet erg vermoeid, maar toch niet heelemaal goed. 

Vrijdag nog tot half acht ministerraad! Toen kon ik, na nog ’s avonds een groot artikel voor ’t Katholiek Sociaal Weekblad geschreven te hebben, zaterdagochtend op reis gaan: naar Heerlen! ’t Was heerlijk rustig in den trein; na de kranten las ik een roman van Bourget. Lies was met Jo aan den trein: Clemens was nog niet hersteld van zijn ooraandoening. Tot twaalf uur gekeuveld. Maandagnamiddag per auto met Lies naar Maastricht, waar we bij Eugène en Pieneke soupeerden en logeerden. Lies ging om één uur naar bed, ik om twee uur. ’t Was er weer echt gezellig en bijzonder hartelijk! Dinsdag 1 november was ’t Allerheiligen; dus eerst naar de kerk, toen tegen twaalf uur weer terug naar Heerlen met den trein. Om zes uur arriveerde Lietaert Peerbolte, directeur-generaal van de Volksgezondheid. Dus mijn ‘dienstreis’ was aangevangen! Woensdagochtend eerst met ’t bestuur naar den schoolbouw, daarna vergadering ter bespreking van de rentegarantie van één millioen. Wij wilden dat provincie en gemeente ook samen een derde zouden bijdragen: ik zou dan tweederde geven en ’t geheele bedrag garandeeren.  ’s Middags weer vergadering, nu met commissaris der koningin en burgemeester – ’t dessahoofd! – erbij. We kregen ’t voor elkaar, daar ook ’t mijnwerkersfonds zal bijdragen.’s Avonds diner, waarbij mgr. Poels, Stuyt en ’t Heertje der Heerschaartjes! Tot twaalf uur bleven we boomen. Peerbolte zei dat hij nog nooit zóó gelachen had! Donderdag 3 november om zes uur op en om zeven uur vertrokken we naar Middelburg! Daar ontvangen door den burgemeester; eerst een bezoek aan ’n buitenplaats, waarvan men ’n provinciaal sanatorium wil maken. Daarna bezichtiging van den woningbouw. Jammer dat ’t voortdurend regende.

            Vrijdag naar Vlissingen. Daar weer woningbouw gezien. ’s Middags naar Terneuzen, idem en vandaar per auto naar Sluiskil, idem en de stank geroken van ’t door fabrieken verontreinigde water. Ik heb mijn riolenwet klaar! De menschen vlagden er: er was nog nooit een minister geweest! ’s Avonds terug naar Goes, waar we logeerden. Zaterdagochtend weer woningbouw gezien, toen ’n lunch door ’t gemeentebestuur aangeboden,  en tegen twee uur weer naar huis, waar ik om half vijf alles in welstand aantrof!

            Gisteren, zondag, ’n stormdag. Juist tegen één uur, toen ik uit de kerk kwam, brak de storm los. ’t Was ontzettend. De boomen woeien om, dakpannen keilden over de straat. We kwamen behouden thuis. De storm duurde nog ’n paar uur. In ’t Bosch zijn weer 600 boomen omgewaaid. De kranten staan vanavond vol: overal ontzettend weer geweest, erger nog dan in 1911 en 1916. En zeer vele slachtoffers.

            Ik heb den geheelen zondag niets gedaan dan kranten bijlezen. Merkwaardige lectuur! Alle bladen stonden nog vol over de interpellatie-Drion. Even sterk pro als contra! Mijn collectie caricaturen is weer zeer verrijkt. De aardigste is die in De Telegraaf: Dresselhuys in zijn hemd; ik ernaast met zijn kleeren over mijn arm. Hij steekt ’n vinger op: ‘Meneer de voorzitter! Aalberse kleedt me heelemaal uit!’

            Vandaag weer naar ’t departement. Veel werk! Om half twee vergadering van de D.O.S.  Om drie uur conferentie met Ruijs, Van IJsselstein, König en De Geer over de woningpolitiek. We werden ’t ongeveer eens. Om vijf uur ministerraad. Ruijs en Van IJsselstein deden ’n poging om te doen bepalen dat Arbeid niets zou doen dan in overleg met Landbouw. Ik weigerde dit pertinent. Ze zaten paf, maar ’t was er mee uit! Zoolang als ’t duurt!

            Ziezoo: ’n dor, kort relaas. Maar ’t zijn ’n drukke veertien dagen geweest. Ik dacht ’t  nu wat rustiger te krijgen, maar 1. komt dezer dagen ’t voorloopig verslag mijner begrooting uit, die dan in avondvergaderingen zal behandeld worden, en 2. heeft Van den Tempel een interpellatie aangevraagd over de werkloosheidspolitiek! ’t Onweer is niet van de lucht! Enfin, ik zal me daar ook wel weer doorslaan! Maar ’t is toch ’t onderwerp, waarop ik ’t minst stevig sta … door de besluiten van den ministerraad! Ik kan er nu voor opdraaien om ze te verdedigen.

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)