Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

08/03/1923

donderdag 8 maart 1923

Drukke dagen zijn achter den rug. Vooreerst het bezoek van den koning van Zweden. Vrijdagachtend reisden we in gala naar Amsterdam om Z.M. te verwelkomen. Precies op tijd, half elf, stoomde de trein binnen. De koningin was er al twintig minuten tevoren en onderhield zich met ons in haar wachtkamer die ik nu voor ’t eerst te zien kreeg. Met mij sprak ze over de werkzaamheden in de Tweede Kamer. Tegen dat de trein aankwam ging zij naar ’t perron. Na de eerste begroeting kwam zij met den koning in de wachtkamer en werden wij door haar aan hem voorgesteld. Hij vroeg me of ik al lang minister was, of ik vroeger ambtenaar was geweest, enz. Hij maakte een prettigen, eenvoudigen indruk.

            Wij gingen weer terug naar Den Haag en ’s avonds om zes uur reisden we weer naar Amsterdam voor ’t galadiner. Dat was schitterend. De buitenlanders waren weer opgetogen. Zooiets hadden ze nooit gezien. Ik zat nogal prettig. Links  de Braziliaansche gezant, die een aartsconservatief bleek, rechts de secretaris der Zweedsche legatie, ’n bijzonder aardig man. Tegenover mij zat de nuntius. Kwart voor twaalf gingen we met een extra trein terug, na eerst in de Groote Club als gasten van den burgemeester een whiskey-soda gedronken te hebben. Zaterdagavond galaconcert in ’t Gebouw van Kunsten en Wetenschappen. ’t Was waarlijk schitterend. We zaten schuin tegenover Hunne Majesteiten.

            Dinsdag ging weer de behandeling der huurwetten door. De vorige week had ik de algemeene beschouwingen beantwoord. Voor ’t eerst hebben de liberale overzichtschrijvers eens iets goeds van me gezegd. ’n Veeg teeken! De artikelen werden ten deele door Heemskerk, ten deele door mij behandeld. Er waren vele amendementen, maar alles liep goed. Tenslotte werd tot mijn groote verrassing de wet aangenomen met alleen de sociaal-democraten en één Anti-Revolutionair en één Christelijk-Historische tegen! Ik had er een veel kleinere meerderheid verwacht!  Daarna kwam de Radenwet. Ook deze kwam, na een stekelig debatje met Rutgers zonder hoofdelijke stemming tot stand! Al heel vlot!

            Voor [mij] zeer onaangenaam was dat vlak tevoren Ruijs ’n geweldig echec geleden had door de intrekking der Landbouwonderwijswet en de afstemming der bioscoopwet en dat nu verschillende bladen – zelfs De Tijd! – een parallel tusschen hem en mij trokken en hem aanrieden in ’t vervolg mijn methode te volgen, omdat ik steeds succes bij de Kamer had. Ruijs zal dat wel heel erg zuur gevonden hebben. Trouwens, ik vond ’t ook onaangenaam. ’t Is niet prettig geprezen te worden ten koste van een ander!

            Enfin, ik ga nu ook mijn eerste échec tegemoet. De volgende week komen in de Eerste Kamer de Stoomwet en de Arbeidsgeschillenwet. De eerste wordt zéker verworpen. Dat kan me niet veel schelen: ’t is eigenlijk een  wetje van Finantiën en heeft ook niet veel te beteekenen. Maar de Arbeidsgeschillenwet, die gaat mij meer aan het hart! In de katholieke fractie waren onlangs alle leden op drie na besloten om tegen te stemmen. Vandaag komt mijn memorie van antwoord uit. Zal ik ze bekeerd hebben? In elk geval zal ik ’t ontwerp krachtig verdedigen. Maar je doet er zoo weinig tegen, wanneer men vooraf besloten heeft om tegen te stemmen. De lui achten zich dan moreel gebonden.

            Nog eens moet ik op de verwerping der bioscoopwet terugkomen. Ruijs is er vreeselijk boos om en geeft de schuld aan Nolens. Er was namelijk een amendement, waarop de Anti-Revolutionairen en de Christelijk-Historischen zeer prijs stelden. Hoewel het tegen de wet inging en ik ’t zeker onaannemelijk zou hebben verklaard, was Ruijs, als steeds terstond voor oppositie terugschrikkend, geneigd ’t over te nemen. Nolens, die  dit bemerkte, hield toen een kort en krachtig speechje ertegen, betoogend dat de regeering dit amendement niet kon accepteeren. Toen viel Ruijs weer om. Het amendement werd tenslotte verworpen. Op grond daarvan hebben de Christelijk-Historischen tegen de wet gestemd, terwijl zes Anti-Revolutionairen opzettelijk wegbleven.

            Ruijs heeft zijn hart dinsdag in den ministerraad gelucht en heftig tegen Nolens uitgevaren – die er dus niet bij was! Ik heb niet de overtuiging dat hij tegen Nolens zelf ook zoo kras zal uitpakken! Hij is van plan om met ’t wetsontwerp terug te komen met ongeveer ’t verworpen amendement erin: ‘Nolens zal onder het juk doorgaan!’ We zullen zien! Maar een dreigend conflict zit er wel in!

Lou is, gelukkig, weer geheel beter. Deze week is ze al weer drie pond aangekomen. Goddank![66]

[66] Deze alinea is in het manuscript met potlood en balpen doorgehgaald.

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)