Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 5

08/09/1914

dinsdag 8 september 1914

[Van 12 juni tot 8 september niets opgeteekend. En hoe ontzaglijk en ontzettend veel is er in dien betrekkelijk korten tijd gebeurd! Weinig goeds en veel treurigs. Wat had ik naar dien tijd verlangd! In juli en augustus had ik voor f 450,– een lief huisje in Noordwijk aan Zee gehuurd. In juli zou Lize er met de vier jongsten heen gaan, ik zou met de drie oudsten (An in Vught), die nog school moesten blijven gaan, thuis blijven. Van vrijdagavond tot maandagochtend zouden we er echter ook komen. En eindelijk dan zou ik den geheelen maand augustus komen om eens uit te rusten.  Hoe deerlijk was dat voor twee jaren mislukt, toen enkele dagen voordat ik komen zou, mijn lieve moeder ziek werd en stierf. Maar nu zou ik toch eens een ganschen maand ècht vacantie houden. In vijf jaren was dat eigenlijk niet gebeurd. ’t Werd nu tijd, want ik begon me echt moe te vinden.][29] En het  kòn nu: op ’t kantoor is ’t vanzelf in augustus stil, en bovendien, behalve mr. Hermans, die knap maar traag is, had ik daar nu ook mr. Bolsius, die bijdehand en actief is. En op ’t Centraal Bureau was mr. Tepe na drie weken vacantie in juli geheel uitgerust. Edoch, de mensch wikt, God beschikt. Es war bestimmt in Gottes Rat

            [Op 1 juli zou Lize met de kinderen vertrekken. Alle koffers waren gepakt. Daar werden we zaterdag 27 juni ’s morgens om kwart over zes gebeld. ’t Was de knecht van Willem: dadelijk thuis komen, mama ernstig ziek. In tien minuten waren we er. Helaas, toch nog te laat! Een bloedspuwing had haar overvallen, daarna een hartverzwakking en binnen ’t kwartier was zij overleden.

            Dat gaf een groote treurnis. Ook ik hield van haar als van mijn eigen moeder. Zij was een kloeke vrouw, die veel leed in haar langen weduwstaat, waarin zij voor negen kinderen te zorgen had, had ondervonden. Vooral het  plotseling, door een ongeval, in Oeganda overlijden van haar zoon-missionaris had een zwaren schaduw over haar toch al donker leven geworpen. Daarbij kwam sinds tien jaren een zenuwziekte, welke haar veel pijn deed lijden. Toch was zij steeds de brave, godsdienstige moeder, een toonbeeld voor haar kinderen, die haar innig vereerden. Ook van haar twee schoonzoons heeft ze nooit anders dan vreugde beleefd. Zij heeft haar vagevuurtje wel hier op aarde gehad. God hebbe haar ziel!

            Daar we nu eenmaal in Noordwijk gehuurd hadden en dan toch vooral ook met ’t oog op de kinderen, voor wie ook vroeger het verblijf aan zee zoo goed was gebleken, vertrok Lize eenige dagen na de begrafenis daarheen. Maar welk een verschil, in welk een treurige stemming was ze nu! Daardoor was ’t nog meer te bejammeren dat ik niet aanstonds met haar mee kon gaan. Doch, ’t zou spoedig 1 augustus zijn en dan kwam ik!][30] We waren daar een maand  lang rustig bij elkaar.

            Doch eilacie, hoe kwam ook dat anders uit!

23 juli zond Oostenrijk een ultimatum aan Servië naar aanleiding van de moord op aartshertog Ferdinand in Serajewo.

25 juli geeft Servië een onvoldoend antwoord en mobiliseert.

26 juli nam Rusland ook reeds militaire maatregelen.

28 juli verklaarde Oostenrijk aan Servië de oorlog.

30 juli mobiliseert Rusland.

31 juli stelt Duitschland aan Rusland een ultimatum.[31] Wij mobiliseeren ook.

1 augustus verklaart Duitschland aan Rusland den oorlog en trekt door Luxemburg. Frankrijk mobiliseert.

3 augustus verklaart Duitschland den oorlog aan Frankrijk en zendt een ultimatum aan België. Engeland mobiliseert en verklaart 4 augustus den oorlog aan Duitschland, terwijl 3 augustus Duitschland den oorlog aan België had verklaard.  Zoo zaten we in acht dagen tijds middenin den ontzettende Europeeschen oorlog!

            Op 3 augustus hadden we kamerzitting. Een onvergetelijk moment. Allen waren ernstig en diep bewogen. Van partijverschil geen sprake meer. Tijdens de zitting kwam ’t bericht in van het ultimatum aan België. Daarvóór waren we tamelijk gerust. Doordat Duitschland door Luxemburg trok, werd gemeend dat het de neutraliteit van België en Nederland wilde ontzien. Doch nu ’t ultimatum aan België gezonden was, werd het ook voor ons land spoedig verwacht. En wat dan? Toegeven mocht niet.

            Ik had een lang onderhoud met mr. De Beaufort, een man van gezag op ’t gebied van internationale verhoudingen. Hij was ook zeer nerveus. Hij meende dat het belang van ons land meebracht om in geen geval met Duitschland mee te doen. Voor Duitschland beteekende deze oorlog de strijd om de hegemonie in Europa. Sloten wij ons bij Duitschland  aan, dan werden onmiddellijk onze koloniën door Engeland ingepikt, terwijl we, als Duitschland won, ongetwijfeld gedwongen zouden worden om Duitschen bondsstaat te worden. Gingen we niet met Duitschland mee, dan zou het ons, evenals België, ongetwijfeld den oorlog verklaren. Maar we hadden dan Engeland aan onze zijde. Bij den vrede zou er Engeland dan alles aan gelegen zijn dat wij neutraal land bleven. Maar onderwijl, welk een vooruitzicht! Ons land eerst uitgemoord en platgebrand! Zoo was de meening, zoo de stemming.

            Ik kwam zeer onder den indruk in Noordwijk terug, van plan om nog den eigen avond met heel mijn gezin naar Leiden terug te keeren. Maar toen ik eerst in Leiden kwam, zag ik daar alles vol met soldaten en kanonnen, ongeveer een 8000 man en alle menschen even opgewonden. De spaarbanken werden bestormd, de menschen sloegen groote voorraden levensmiddelen in; de prijzen stegen tot in  ’t belachelijke. In Den Haag had Marie voor een pond zout ’s morgens veertig cent betaald in plaats van vier cent voor enkele dagen!

Toen ik in ’t rustige Noordwijk kwam, dacht ik dat ’t toch beter was om daar nog even te blijven en de ontwikkeling der gebeurtenissen af te wachten.

            En gelukkig maar. We zijn onze tijd uitgebleven tot 1 september. Maar wat was ’t er stil! De 600 badgasten van ’t Huis ter Duin waren in enkele dagen allen vertrokken. Het werd gesloten. In plaats van duizenden badgasten waren er nog maar eenige tientallen. En – het weer was zoo heerlijk, den geheelen maand maar één halve dag regen! Wat zou ’t er anders heerlijk geweest zijn! En nu! …Van rust kwam niets. Nog enkele keeren kamerzitting, een reis naar Amsterdam voor de oprichting van de Centrale Middenstands Kredietbank, enkele keeren naar Leiden en Den Haag voor vergaderingen en conferentiën, elken  dag menschen om me te spreken, soms wel vijf per dag! De laatste week was ik van de zes dagen er vier afwezig!

Evenals voor twee jaren was ons verblijf in Noordwijk weer treurig mislukt. En thans – God zij dank – is ons land nog gespaard. Maar nog steeds is de toestand kritiek. Engeland wil den doorvoer naar Duitschland verhinderen; Duitschland staat op zijn recht, bij de Rijnvaartakte door ons erkend. Zoo zitten we tusschen twee vuren! Geve God dat ons land voor dezen wreeden oorlog bespaard blijve. Wel is ook thans de schade enorm groot, maar wat is de geldelijke schade tegen de hevige ellende van een land in oorlog!

[29] Voorgaande passage tussen teksthaken is in het manuscript met potlood doorgehaald.

[30] Voorgaande passage is in het manuscript met potlood doorgehaald.

[31] In het manuscript oorspronkelijk, maar doorgestreept: ‘verklaart Duitschland aan Rusland den oorlog’.

uit: Dagboek V (28 augustus 1904-18 october 1915)