Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 10

10/05/1933

woensdag 10 mei 1933

Vanmiddag van half drie tot half acht een onderhoud met Colijn gehad. ’t Begon heel tragisch. Hij liet me ’t antwoord van de Vrijheidsbondsche fractie lezen: ze accepteerden alles en vroegen niets. Dus juist zooals ik ’t voorspeld had: ze slikken alles, als ze maar in ’t kabinet opgenomen worden. Daartegenover stond nu onze weigering om met hen een meerderheid te vormen. Reeds had ik de concessie gedaan: desnoods een gematigd, niet al te politiek liberaal in ’t kabinet, bijvoorbeeld Buitenlandsche Zaken of Waterstaat. Maar verder konden we niet gaan. Colijn had zich dus nu vastgewerkt. Zonder ons had hij geen meerderheid en wilde hij trouwens ook niet. Dus was hij van plan morgen naar de koningin te gaan en haar te zeggen dat hij niet geslaagd was. Hij zou haar voorstellen dan de opdracht aan mij te geven. Ik ried hem sterk aan dit niet te doen. Ik – of een ander – zou thans ook niet slagen. Zijn eigen fractie zou ontstemd zijn. (Neen, zei hij, wij zullen loyaal meewerken). Maar in ’t land zal men ’t niet begrijpen. Tegen ’t kabinet zal bij velen een vooroordeel bestaan. Waarom, vroeg ik, vormt gij dan niet liever een rechtsch kabinet? ‘Dat nooit! Ik  waag me niet aan een da capo van 1925’ (toen zijn ministerie na vier maanden viel, omdat de christelijk-historischen voor het amendement-Kersten stemden tot opheffing van ’t gezantschap bij den H. Stoel). Maak dan een kabinet van vier: rechtsch plus vrijzinnig-democraten. En ik slaagde erin hem over te halen. Marchant werd geroepen en we beraadslaagden verder met ons drieën. Alles liep vlot. We behandelden ’t heele program en speciaal onze lange nota van opmerkingen. En we werden ’t over alle punten eens. Bij ’t scheiden zei Marchant: alleen Deckers (Defensie) kon niet aanblijven.

‘Is dat ernst?’

‘Zeker, dien branie-mijnheer kunnen wij niet uitstaan.’

‘Maar dat is toch geen reden!’

‘We zijn ’t niet eens met zijn optreden tegen de militaire bonden.’

‘Ik wel’, zei Colijn.

Zoo gingen we uit elkaar en was alles wat ik zoo moeizaam bereikt had, weer vernietigd. Colijn bracht me in zijn auto naar huis. Hij was stil en zag zeer bleek. Ik zei nog: ‘Probeer ’n rechtsch kabinet. In elk geval is dat toch te prefereeren boven ’n extraparlementair kabinet.’ Neen, zei hij. Ik ben benieuwd wat de dag van morgen brengen zal. 

uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941)