Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 12

13/01/1947

maandag 13 januari 1947

Kerstmis, Oudejaar, Nieuwe jaardag … al de feestdagen zijn voorbijgegaan, rustig en vredig. We zitten nu al vijf maanden in Eykenburg en ’t bevalt ons nog steeds even goed. [We hebben hier nu eigenlijk meer bezoek van onze kinderen dan vroeger. Ze weten, dat ze hier altijd welkom zijn en dat ze ons geen moeite of overlast bezorgen. Eersten Kerstdag aten Lies en Ad bij ons, Tweeden Kerstdag Piet en Guusje, Oudejaarsavond waren Lies en Ad weer bij ons. Onderwijl kwamen Nell en Ton ons opzoeken. De vorige week stond Joke uit Deventer weer voor ons: al voor de vijfde keer sinds we hier wonen. En zoo gaat ’t door. Vandaag een nieuwe sensatie. Ons petekind Elly Martens wordt vandaag twintig jaar. Oma trok er vanmorgen met een taxi heen en komt weer om zes uur terug. Zoo was ik – voor ’t eerst – aan den lunch alleen. En hoewel de zon vroolijk scheen, vond ik ’t somber, omdat ik de gedachte maar niet kwijt kon: zou dat in de toekomst ook zoo zijn, dat ik hier alleen overblijf?][3] Blijkbaar heeft moeder Lies ook wel die gedachte, want al tweemaal hoorde ik haar zeggen: ja, ’t is hier heel goed, maar je moest nu ook maar samen tegelijk doodgaan, want voor wie overblijft is ’t toch een naar bestaan, zoo alleen. Laten we maar hopen, dat we hier nog lang samen mogen zijn!

            Van de week stonden er weer drie artikelen van me in ’t Brabantsch Nieuwsblad en in de Maasbode! In mijn  ‘rust’ werk ik nog stevig door. Die in ’t Brabantsch Nieuwsblad gingen nog weer over Indië, een nabeschouwing over de ontwerpovereenkomst. Ik schreef ze op verzoek van de redactie. En in de Maasbode ging er een over ’n boek van Smeenk, een ander over Indië en twee – die al eenige weken op plaatsing hadden gewacht – waren een voortzetting van mijn artikelenreeks over grondwetsvernieuwing. De regeering heeft reeds de benoeming van een staatscommissie aangezegd, dus begint Witlox er nu ineens haast mee te maken! Ik zal er nu ook maar weer mee doorgaan.

            [Zaterdagmorgen was ik bij Van Maarseveen. Ik had hem even te spreken gevraagd, omdat Van Werkhoven maar niet ophoudt met brieven schrijven, vooral over zijn eventueele aansprakelijkheid bij een faillissement van Futura, en De Vilder maar niet opschiet met ’t zenden van de door hem toegezegde gegevens. Van Maarseveen was ’t met mij volkomen eens, dat Van Werkhoven geenerlei risico loopt. Er gebeurt immers niets verkeerds! Al pratende klaagde hij over zijn moeilijkheden, vooral met de koningin.][4] Zij wil blijkbaar de gratieverleening aan verschillende ter dood veroordeelden maar niet teekenen. Hij zit er mee, omdat de volgende week zijn begrooting in de Eerste Kamer komt en er dan natuurlijk gevraagd zal worden, waarom die doodstraffen nog niet zijn uitgevoerd of waarom er geen gratie is verleend. Natuurlijk mag hij zich niet op de moeilijkheden met de koningin beroepen. Maar wat moet hij dan zeggen? Ik raadde hem aan de koningin te waarschuwen, dat dit dreigt en erbij te voegen, dat je moeilijk de verantwoordelijkheid voor langer uitstel op je kunt nemen. 

[3] De voorgaande passage tussen teksthaken is in het manuscript met potlood doorgehaald. 

[4] De voorgaande passage tussen teksthaken is in het manuscript met potlood doorgehaald.

uit: Dagboek XII (7 augustus 1946- [26 november 1947])