vorige (1-12-1922) | | volgende (21-12-1922) | kalender |
dagboekcahier 8 13/12/1922 woensdag 13 december 1922 Dat dacht ik ook niet, toen ik het vorenstaande op 1 december schreef, dat ik mij reeds zondag 3 december erg loom zou voelen en maandag 4 december zóó zwaar verkouden was, dat ik geen raad wist. Toch had ik ’s middags een groote conferentie over de textielindustrie en ’s avonds om acht uur ministerraad. Ik zag er zoo ziek uit dat Ruijs me om half twaalf zei: [‘Kerel, ga naar bed!’ Wat ik deed. Dinsdag 5 december bleef ik te bed, tot ’s avonds acht uur. Toen ben ik opgekomen om den Sinterklaasavond niet te bederven. Maar ik voelde me ellendig en had stevig koorts.][52] Om elf uur lag ik [er] weer in; den volgenden ochtend had ik 38.6. Ik heb zoowat 48 uur aan één stuk geslapen. Keel en neus waren sterk aangedaan. De dokter heeft me tot zondag in bed gehouden; thans nog kamerarrest. Morgen ga ik echter, als ’t weer niet al te slecht is, uit om vrijdag weer naar mijn departement te gaan. Ik moet dien dag ook naar den ministerraad. Er wordt dan besproken of we met een wetsontwerp zullen komen, waardoor ik als minister van Arbeid, Handel en Nijverheid de bevoegdheid krijg invoerverboden uit te vaardigen. ’t Gaat vooral tegen de Duitsche valutaconcurrentie, die inderdaad voor verschillende industrieën moordend is, speciaal de schoenindustrie, damesconfectie, klompenmakerij, enz. De Geer en Van Karnebeek zijn ertegen, Ruijs en ik zijn ervoor. ’t Zal wel ’n warm debatje worden. Ik heb mijn kamerarrest gebruikt om er een drietal artikelen over te schrijven voor ’t Katholiek Sociaal Weekblad onder mijn pseudoniem ‘Joh. Kerkvliet Asz.’ [52] De voorgaande passage tussen teksthaken is in het manuscript met potlood doorgehaald. |
uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923) |