vorige (12-6-1923) | | volgende (26-6-1923) | kalender |
dagboekcahier 9 15/06/1923 vrijdag 15 juni 1923 Dat is ’n tegenvaller! ’t Idee was, dat de Tweede Kamer vandaag haar agenda zou hebben afgehandeld en dan naar huis zou zijn gegaan tot september! Morgen komen Clemens en Lies Meuleman voor ’n goede acht dagen hier. Ik zou dan eens ’n week wat vrijaf genomen hebben! Helaas, ’t is niet gelukt. Zelfs de interpellatie-Duys, die vanmiddag zou behandeld worden en waarom ik niet naar de koningin kon gaan, die me om half drie verzocht had – ze was pas om één uur in de stad gekomen! – is niet behandeld: de voorafgaande interpellatie-Marchant, over de leeraarssalarissen, nam den geheelen middag in beslag! Die komt dus dinsdag. Bovendien krijg ik de volgende week ’t traktaat met Tsjecho-Slowakije, waartegen uit landbouwkringen groote oppositie komt, een wijziging der Landbouwongevallenwet, waarover ’n slecht verslag is uitgekomen en ’t noodwetje voor de Hanzebanken, dat maandagavond ingediend wordt. In plaats van ’n rustige, wordt ’t een zeer drukke week. Ik zal ’n slechte gastheer zijn, eilacie! Vanmorgen nog ’n groote conferentie met de Hanzebanken. De Geer en ik stelden categorisch de vraag: wilt gij, dat wij het wetsontwerp indienen, ja of neen. Utrecht zei onomwonden ja. ’s-Bosch draaide eromheen; wilde vijf millioen van de Nederlandsche Uitvoer Maatschappij, vijf millioen van de Nederlandsche Bank en … kwam dan nog drie millioen tekort, waarvoor ze dan wel zouden zorgen. De Geer zei met nadruk, dat we daarop niet ingingen; het geld van de Nederlandsche Uitvoer Maatschappij is staatsgeld en wij kunnen geen staatsgeld aan crediteuren geven. ’t Eenige wat de regeering dan kan, is steun te verleenen door ’n garantie aan de Nederlandsche Bank om het afslachten van debiteuren te voorkomen. Toen zei, na lang draaien, ook ’s-Bosch ja. Ook Delft zei ja, ofschoon Delft nog meent staande te kunnen blijven zonder surséance van betaling aan te vragen. Ik vroeg toen: is ’t waar, dat de heeren ’t willen voorstellen, dat de surséance ’t gevolg is van ons wetsontwerp? Ik zei: ik werk niet aan de indiening van ’t wetsontwerp mee, indien niet eerst de surséance wordt aangevraagd. Ook daar draaiden ze omheen. Ik: goed, maar zonder voorafgaande surséance geen wetsontwerp. Toen beloofden ze zaterdag (morgen) middag de deuren te sluiten en maandagochtend de surséance aan te vragen. Wij beloofden, dat dan maandagavond ’t wetsontwerp zou worden ingediend. Vanmiddag een lang onderhoud met Nolens gehad. Hem was ook verteld, dat de regeering niet wilde helpen en dat daardoor de Hanzebanken verloren waren, opgeofferd aan ’t grootkapitaal!! Ik heb hem de geheele situatie precies verteld en hij was ’t tenslotte geheel en al met me eens, meende zelfs, dat we verder waren gegaan dan de Kamer zou willen. Ik verwees hem naar wat de regeering in 1918 voor de neutrale banken had gedaan. ’t Zou dus onbillijk zijn, wanneer we niet ’t zelfde voor de katholieke banken deden. ’t Was alleen jammer, dat ik dit nu in de Kamer moest verdedigen. |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |