vorige (15-6-1923) | | volgende (30-6-1923) | kalender |
dagboekcahier 9 26/06/1923 dinsdag 26 juni 1923 Vanmorgen zijn de Meulemannen weer vertrokken.’t Is me nogal meegevallen: woensdag ben ik met hen naar Schiebroek geweest: An’s eerste diner! Wat was ze nerveus, maar ’t was alles keurig in orde! Vrijdagavond zijn we naar ’n revue ‘Nou, nou!’ geweest. Zaterdag bij ons diner, waarop ook Piet Groenen genoodigd was. Zondag naar Warmond. Zoo heb ik toch alles nog kunnen meemaken! ’t Was anders een drukke week. Dinsdag interpellatie-Duys over de ziekteverzekering. Ik zat met vijf steenpuisten, die me veel pijn deden. En dan deze nare interpellatie! Er ging een heele middag mee weg. ’t Is slecht gegaan, al was ’t verloop voor mij schijnbaar gunstig: de motie-Duys werd met 60-20 verworpen. Maar ’t debat was onaangenaam en politiek zeer verkeerd. Van de Anti-Revolutionairen spraken Rutgers en Smeenk, van de Christelijk-Historischen Snoeck Henkemans. Ze beweerden weer, dat ik de sociale verzekering in de verkeerde richting stuurde, de leiding uit handen gaf, geen plan had, enz. Dit was gewoon oneerlijk en onbegrijpelijk! Mijn plan heb ik reeds verleden jaar juli meegedeeld. Zelfs zeer uitvoerig! Maar toen waren de heeren op reis en in ’t regeeringsprogram werd toen opgenomen: nader overleg. Met Colijn en Schokking sprak ik toen af, dat ik eerst ’n advies van den Hoogen Raad van Arbeid zou uitlokken door ’n nota van de afdeeling Verzekering en dat ik daarna dan over dat advies overleg zou plegen. Ik heb mij aan die afspraak gehouden. Maar nu bleek, dat noch Colijn, noch Schokking dit indertijd aan hun clubs hebben meegedeeld. Vandaar de onaangename en voor mij onbegrijpelijke redevoeringen der Anti-Revolutionaire en Christelijk-Historische sprekers. Ik was zeer boos en eerst van plan de kaarten open op tafel te leggen. Tenslotte deed ik ’t niet, omdat er iets unfairs in lag, om vertrouwelijke gesprekken zonder verlof mee te delen. En … Colijn en Schokking waren beiden afwezig! Enfin, ik heb me er toch doorgeslagen. Nolens en Ruijs waren er tevreden over. Ik niet. Ik maakte een zwak figuur en onverdiend! Tegen ’t Hanzebankwetje is groote oppositie losgekomen. De Geer wil het tenslotte zelf verdedigen. ’t Komt morgen. |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |