vorige (11-8-1892) | | volgende (16-8-1892) | kalender |
dagboekcahier 1 15/08/1892 15 augustus 1892 Het is vandaag een feestdag en een feestdag om verschillende redenen: vooreerst een Mariadag, vervolgens de herinneringsdag van mijn broers priesterwijding, de dag waarop mijn oom en tante veertig jaar gehuwd zijn en … vooral: het is vandaag het feest van Schaepman! ’k Heb vanmorgen vurig voor hem gebeden, voor hem en voor de eendracht onder de Nederlandsche katholieken. O, waren ze slechts allen catholiques avant tout – zou er zulk een hatelijke tweedracht kunnen zijn? Een tweedracht door egoïsme verwekt, gevoed en in ’t leven gehouden? Mijn sonnet is opgenomen in … het zondagsblad van Het Centrum. De Tijd heeft ’t op ’t laatste oogenblikje nog geweigerd. Eygenraam schreef meer persoonlijk: Eerst gisteren had ik gelegenheid den door mij in mijn vorigen (brief) bedoelden raadsman te spreken. Zijn advies luidde: ‘uw sonnet niet plaatsen.’ Ik betreur dezen afloop te meer, naarmate ik mij gevleid had met vasten vertrouwen dat ik uwe bijdrage had kunnen opnemen, [p. 223] u daarop het uitzicht geopend had en daardoor wellicht de gelegenheid benomen om het elders te doen verschijnen. Mocht tenminste dit laatste niet het geval zijn! Ofschoon ik onderstellen mag, dat u afschrift van het ons toegezondene heeft gehouden, doe ik u ad cautelam een gedeelte van uw brief geworden met den oprechten wens, dat uwe vriendschappelijke gezindheid ten opzichte van ons blad en speciaal van mijn persoon door dezen ongelukkigen samenloop van omstandigheden niet moge veranderen. Geloof mij, … etc. ’t Is een weigering, waarover ik niet kwaad kan wezen: niet de redactie weigert het, integendeel, zij had het reeds aangenomen, maar … de ‘raadsman’, dat wil zeggen mgr. Bottemanne. Ik weet dit zeker, dat hij ’t geweest is. Enfin, hij is bisschop, dus een prins der kerk, maar … als hij dat niet was, ’k zou moeilijk mijn pen kunnen weerhouden om even een paar hartige woordjes neer te schrijven: taceamus. Terwijl Het Centrum een feestnummer gaf, stond er in Den Tijd, het hoofdorgaan van de Nederlandsche katholieken: niets[27] ! [p. 224] [27] Het woord ‘niets’ is in het manuscript tweemaal onderstreept. |
uit: Dagboek I (15 september 1891 tot 16 augustus 1892) |