Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 6

18/09/1916

maandag 18 september 1916

Vandaag is het leerjaar aan de hoogescholen plechtig geopend door het overdragen der rectoraten. Zoo ook te Delft. Ik ben er hoogbehoed deftig heen geweest. Toga nog niet aan gehad, ik fungeerde nog als publiek. Op de receptie door verschillende proffen aangesproken. Ze waren uiterst vriendelijk. ’t Was een goed begin. Donderdag is er weer een inaugureele rede; ik ga er dan weer heen. Zoo kom ik er wat thuis.

Thuis … Hoe is thuis alles in korten tijd weer veranderd! De kinderen allen weer hersteld en boven alles: Liesje weer beter! Zaterdag 9 september ben ik haar met een auto wezen halen. Met groote vreugde werd ze door de kinderschaar ontvangen!  Dat was een heerlijke avond, die veel leed der laatste weken weer goedmaakte.’s Avonds trokken we naar boven: ’t ging al vrij goed. De eerste week, tot vrijdag, is Liesje op onze slaapkamer gebleven om ’t nog heel rustig te hebben. Maar toch, hoeveel anders was dat dan toen ze in ’t ziekenhuis was! Vrijdag en zaterdag daalde ze een trap af naar mijn kamer. En gisteren, zondag, kwam ze weer voor ’t eerst in de huiskamer! Dat is een heerlijke zondag geweest, een echte zonnige dag! Ik heb nu alle hoop dat ze op 4 october weer zóó goed hersteld zal zijn, dat ze gerust mee naar Delft kan gaan.

Ik zit weer dikop in ’t werk. Op 7 october zou ik mijn colleges aanvangen. Daar is ’n boel voor te doen. Het mijnrecht heb ik wel tot Kerstmis gereed. Met de arbeids- en fabriekswetgeving schiet ik goed op. De tweede helft van deze maand zou ik dan voor de economie gebruikt hebben. Maar – daar werd ik vrijdag 8  september eensklaps opgebeld door den minister van Oorlog. Er dreigt namelijk een groote werkstaking in de munitiefabrieken. Alleen aan de Hembrug is ’t personeel van 600 tot 4000 man uitgebreid. De productie is meer dan verzesvoudigd. Maar er is groote ontevredenheid. De werklieden hebben zich tot den ministerraad gewend en deze besloot een commissie van drie personen te benoemen, die de zaak zou onderzoeken, rapport uitbrengen en voorstellen doen. De vraag was of ik als voorzitter wilde optreden. Of eigenlijk – de vraag was of ik zaterdagochtend bij hem wilde komen – en toen stelde hij die nadere vraag.

Ik had er, met ’t oog op mijn colleges, ernstig bezwaar tegen. Hij drong echter sterk aan. Ik stelde voor: laat ik ’t den president-curator vragen. Ik tufte er snel heen – de minister zou op ’t departement blijven wachten. De Heer Cluysenaer ontving mij zeer vriendelijk. En was zeer positief in zijn meening: ‘Ik acht deze zaak van zóó groot belang voor ’t land, dat ik  u zeg: u moogt ’t niet weigeren, zelfs al zou u uw colleges dan eerst na Kerstmis kunnen aanvangen.’ Ik terug naar Oorlog: ’t is in orde. Zijne Excellentie omhelsde mij bijna!

Als medeleden zijn, in overleg met mij, benoemd Stork, de groote industrieel, en Van den Tempel, secretaris van het sociaal-democratisch vakverbond. Vrijdagavond hadden we toestemmende antwoorden en reeds zaterdagochtend werden we geïnstalleerd! Onmiddellijk daarna hebben we vergaderd. Vrijdag gaan we den geheelen dag naar de Hembrug, blijven ’s nachts in Amsterdam en zaterdagochtend om half tien beginnen we al de verhooren van de drie besturen der betrokken vakvereenigingen.

Wonder boven wonder wordt vanavond de samenstelling der commissie in Het Volk zeer geprezen! Dat is, geloof ik, wel de eerste keer dat ’t sociaal-democratisch hoofdorgaan iets goeds over me schrijft! Er zal anders heel wat takt en wijsheid noodig zijn om de zaak tot een  goed einde te brengen!

Mijn colleges over mijnrecht en arbeids- en fabriekswetgeving kan ik op tijd beginnen. ’t Handelsrecht stel ik uit tot na Kerstmis; tot Kerstmis geeft prof. Valckenier Kips ’t nog. Wat de economie betreft, ik weet nog niet hoever ik daarmee klaar kom. Ik zou misschien tot Kerstmis één in plaats van twee uur kunnen geven. Doch – ik zit ook nog met ’t werk van de looncommissie in Leiden! Dat is ook nog ’n heele pluk!

uit: Dagboek VI (5 november 1915 – 12 november 1918)