vorige (12-12-1923) | | volgende (2-1-1924) | kalender |
dagboekcahier 9 18/12/1923 dinsdag 18 december 1923 Vandaag in den ministerraad niets bijzonders. Om half twaalf was hij al uit. Maar na afloop bleven Ruijs, De Visser en ik nog wat napraten, later wandelde ik tot over eenen met Ruijs in ’t Bosch. Van hem vernam ik dit: de anti-revolutionairen en roomsch-katholieken zijn ’t nu eens geworden. Deze grondslag is nu aan de christelijk-historischen voorgelegd, die er vanavond over vergaderen. Gaan ze er ook mee akkoord, dan krijgen Ruijs en Colijn samen ’n opdracht tot kabinetsformatie. Ik vind dat ’n rare figuur. ’k Zei ’t Ruijs ronduit: ’t is of je ’n kindermeid mee krijgt! Ik begrijp niet, dat Ruijs deze voor hem, nu vijfenhalf jaar premier, vernederende positie wil accepteeren. Ware ik hem, ik liet ’t dan Colijn alleen doen, maar … dan moest hij ook niet in ’t kabinet blijven. Maar dat schijnt hij toch te willen. Ik heb hem dus wel goed doorzien. Hij schoof ’t op Nolens: die was tegen ’n opdracht aan Colijn alleen. De katholieken hebben op ’t program gezet: behoud van ’t gezantschap bij den paus. ’t Is dus mogelijk, dat ’t hierop bij de christelijk-historischen afstuit. Ook is ’t mogelijk – ’k zou ’t nu levendig kunnen begrijpen – dat zij geen opdracht aan twee, maar indien niet aan één, dan aan drie menschen [geeft]. Waarom geen drieling, in plaats van ’n tweeling? Waarom wel een katholiek en ’n anti-revolutionair en niet óók ’n christelijk-historische?! ’t Is dus nog best mogelijk, dat ook deze poging mislukt. Ruijs meende, dat dan ’t kabinet in z’n geheel moest aanblijven. Ik zei: ja, mits dan terstond kamerontbinding. Maar dat wil hij niet, omdat hij overtuigd is, dat de Kamer er meer democratisch op zal worden! Toch is ’t logisch. Er is ’n conflict tusschen kabinet en Kamer. ’t Kabinet vraagt ontslag, maar krijgt ’t niet, omdat er geen ander kabinet te formeeren is. Dus – dan moet de Kamer weg. Blijven met déze Kamer, dat is geen houding. Ruijs ziet dit ook wel in en daarom dacht hij nu aan die onmogelijke tweelingformatie! Hoe ’t zij, ik bedank ervoor. Ik noemde Ruijs als m’n opvolger Wierdels. Hij vond ’t een trouvaille. Als ’t nu maar opschoot! Ik moet aan ’t werk: Centrum, Katholiek Sociaal Weekblad, Voorhoede! |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |