vorige (18-12-1923) | | volgende (7-1-1924) | kalender |
dagboekcahier 9 02/01/1924 woensdag 2 januari 1924 Op oudejaarsmiddag kwam Smits bij me aan ’t departement, erg zenuwachtig. Hij wist geen raad. 8 januari moest f 13.000,– betaald worden voor de Eembode en een promesse van f 20.000 weigerde de Nederlandsche Bank te verlengen. Waar eensklaps f 33.000,– vandaan te halen? Hij zag Futura, Centrum, enz. al failliet! ’t Was ’n prettige boodschap! ’k Heb er ’n naren oude- en nieuwjaarsdag door gehad. Vanmiddag ben ik zelf naar Schiedam geweest om eens den directeur van de HAV-Bank om raad te vragen. Morgen vergaderde zijn commissie van toezicht, hij zou voorstellen om f 50.000 krediet te geven. Als dat gelukt, zijn we er! Terugkomende vernam ik dat de curatoren in ’t faillissement van de Hanzebank te Utrecht, waar we een crediet van f 130.000 hebben, ’n schikking wilden treffen. Gemeend werd, dat ze voor f 100.000 finale kwijting zouden willen geven. De Geldersche Kredietvereeniging zou dan voor 80 à 90 mille nieuw krediet geven! Zoo zou die zaak ook uit de wereld zijn. Ik ga vrijdagmiddag met de curatoren praten. Onderwijl heeft ’t Spaarfonds voor Bodemkrediet mij mijn persoonlijk krediet van f 35.000 opgezegd! Waar haal ik dat geld nu eensklaps vandaan? Zoo begint ‘t nieuwe jaar vol ernstige finantieele zorgen! Een voorbode van wat mij dit jaar wacht? Ook politieke zorgen. De koningin heeft – wonderlijke vorm! – aan ‘de rechterzijde’ opdracht tot kabinetsformatie gegeven. Ik dacht, dat toen zij dit deed, de zaak beklonken was. Dat bleek later van niet! De christelijk-historischen willen Colijn niet, daarop is alles afgesprongen en de rechterzijde heeft voor de opdracht bedankt! Vanmorgen ministerraad. Algemeen werd nu verwacht, dat de koningin ons zou verzoeken de ontslagaanvrage in te trekken. Ik meende, dat dat, na alles wat gebeurd was, niet kon, tenzij onmiddellijk de Tweede Kamer ontbonden werd. Ruijs was daar fel tegen. Colijn was ’t met me eens, maar meende, dat ’t practisch beter was, wanneer we eerst als bezuinigingskabinet optraden om dan ’n conflict op ’n bezuinigingspunt uit te lokken en dan daarop de Kamer te ontbinden. Hij verklaarde echter uitdrukkelijk, dat hij alleen dan bereid was aan te blijven, als alle leden van ’t kabinet, zonder één uitzondering, aanbleven. Dat sloeg op De Visser en mij. De Visser was om elf uur al weggegaan. Ik heb er niet op gereageerd, maar mijn kruit voor later droog gehouden. Ik heb hoop, dat de koningin, die ’t kabinet Ruijs absoluut niet houden wil, nog wel een andere oplossing zal forceeren. En, gelukkig stond vanavond al in de krant, dat ze Cort van der Linden ontvangen had. Zou ze hem ’n extraparlementair kabinet laten formeeren? Ik hoop ’t en … dat hij slage! |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |