Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 2

20/03/1893

maandag 20 maart 1893

Bijna een maand is het geleden, dat ik iets heb opgeteekend: er is zooveel gebeurd, dat ik vrees wel driekwart, zoo niet meer! thans te zullen vergeten.

            Ik heb in dien tijd bezoek gehad van Louis Steger, Berkhoff en Jos. van den Biesen. Ook is Nest nog een avondje bij me geweest. Met Louis heb ik er eens over gesproken wat hij ervan dacht als ik met den verjaardag van zijn broer dien eens een brief schreef. Hij gaf niet veel hoop op goeden uitslag. Ook vader Lunter heb ik om raad gevraagd. Die ried het mij op verschillende gronden aan. Ik deed het dus. Ik schreef hem den 15en maart aldus:

Josef,

Je verjaardag te laten voorbijgaan zonder je, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk geluk te wenschen, ’t zou voor de eerste keer zijn sinds vele jaren. Daarom, wat er ook moge gebeurd zijn, hoe het ook opgevat worde, ik wil het niet nalaten.

Ik zei: wat er ook moge gebeurd zijn. [p. 335] Laat deze herinnering aan een treurig verleden iets, geen ouden wrok op doen leven, laat het de laatste herinnering zijn aan dat iets, laat dat iets wérkelijk verleden zijn, dood en begraven, vergeven en … vergeten vooral.

Ik zei: hoe het ook moge opgevat worden. Daar zíjn verschillende opvattingen mogelijk van dezen brief, ik ontveins het me niet. Hij kan beschouwd worden als een oprakeling van oude veeten: ik bedoelde dat niet. Hij kan beschouwd worden als een belijdenis van schuld: ik bedoelde ook dàt niet, ik kan dat er niet mee bedoelen.

Wat ik dan met dezen brief bedoelde? Ik bedoelde ermee een hartelijk woord op je verjaarsfeest eerstens, maar ook, maar evenzeer een voorstel tot vergeven en vergeten van weerskanten, een voorstel tot zwijgen over wat er onaangenaams gebeurd is, tot denken en spreken weer als vroeger over wat vooraf ging aan dát gebeurde.

Laat deze brief geen dissonant zijn in een feestakkoord: dat zou me spijten, laat hij liever zijn … de eerste van meerdere. [p. 336] Maar of die wensch vervuld worde, ja of neen, thans wensch ik je, als vroeger, van ganscher harte: proficiat!

Piet Aalberse

Zoo heb ik geschreven, zijn antwoord is tot nu toe Nihil.

            Ons pausfeest vordert goed: ’t meest echter de rekening van uitgaven: nu reeds f 1200,– !! ’t Feest zal gehouden worden den 4en en 5en april (derde en vierde Paaschdag), den eersten avond treedt pater Ermann als spreker op, den tweeden misschien meneer Lohmeier.

            Die voorbereidingen brengen geweldig veel drukten met zich mee! Vergaderingen, repetities, visites, etc. etc. Zoo ben ik laatst, nu precies voor veertien dagen, voor ’t eerst bij mijnheer Schmier in huis geweest, ’k trof hem nog niet thuis (hij was op reis geweest en ik moest hem gaan vertellen wat er onderwijl al zoo gebeurd was), doch den volgenden avond wel. Onder een gezellig kopje thee hebben we den avond doorgebracht met amusant te praten. Hij is ook een oud-Katwijkenaar.

            Ik geloof, dat er alle kans is van welslagen [p. 337] voor ons feest. De menschen koesteren groote verwachtingen.

            Ik heb op de laatste verkooping bij Nijhoff weer veel boeken gekocht: onder andere ’t Groot Nederlandsch Woordenboek, voor zover ’t nu uit is, de correspondentie van J. de Witt en de twee deelen Secreete Resolutiën, een boek van prof. Blok; de vaderlandsche geschiedenis van Bilderdijk, de Engelsche geschiedenis van Macaulay, enz. enz.

            Van mijn oom heb ik onlangs een mooie Statenbijbel cadeau gekregen. Voor mijn verjaardag krijg ik nu waarschijnlijk een boekenkast. ’t Is hard noodig: ik kon op mijn kamer bijna niet meer loopen van de stapels boeken die overal liggen!

            Nog iets zeer bijzonders: met Küppers, den uitgever van De(n) Katholieke(n) Gids, heb ik een akkoordje aangegaan: ik open in zijn tijdschrift een rubriek: Uit de boekenwereld: daarin zal ik de voornaamste boeken bespreken die uitkomen: op de eerste plaats natuurlijk die boeken waarvan een exemplaar ter recensie wordt gezonden. Mijn eerste copie heb ik reeds verzonden: zij behelst: vooreerst een ‘inleiding’, dan recensies van ‘Eduard Brom’s [p. 338] Felice en andere gedichten’, ‘Ch. Raaymakers’ Paus Leo XIII’, ‘Dr. Schaepman’s: Menschen en boeken’, ‘Kerkhoff’s Na veertig jaren’ en ‘Verzen en versjes’ (dit laatste is een prulboekje, goedbedoeld, heel nuttig misschien, maar … bier!! ’k Heb er een beetje den gek mee geschoren!)

            Ik heb nu van Küppers gedaan gekregen, niet zonder moeite! dat hij aan de voornaamste uitgevers (ook niet-katholieken) een afdrukje stuurt van deze eerste mededeelingen ‘Uit de boekenwereld’: ’k hoop nu geregeld boeken genoeg ter recensie te hebben: ze alle te koopen wordt wat duur!

            Voor vandaag weer genoeg! ‘’t Is welletjes’ zou onze Betje (alias ’t Scheeltje!) zeggen! Toch nog iets: van Phons heb ik een uitvoerige kritiek op ‘Van wel en wee’ gekregen: ’t komt voor ’t grootste gedeelte op ’tzelfde neer als wat de anderen er van verteld hebben. ’k Zal ’t nu maar voor ‘afbraak’ verkoopen!!!

            Onze litteraire ‘katholieke studentendispuut’ is herdoopt in: ‘Alberdingk Thijm’. Een mooie naam! ’t Kan een devies, een program van actie beduiden. Ze hebben me nu gevraagd een bijdrage te leveren over den man van het catholique avant tout. Heerlijke opdracht! Onder de vacantie denk ik eraan te werken. [p. 339]

uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893)