Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 10

20/05/1940

maandag 20 mei 1940

Nog steeds geen bericht over Breda. Wel hoorden we nu van drie zijden, dat alle geëvacueerden terug waren, maar ik vertrouw daar niet op. Ieder zegt dit van de groep waartoe hij zelf behoorde, maar daarom geldt ’t nog niet voor alle groepen. Ik ben zoo bang, dat ze in België beland zijn en zoo binnen de vuurlinie zijn gekomen. Nog steeds is Breda niet te bereiken, noch per telefoon noch per post. Pijnlijke onzekerheid! 

            Gisterenavond bracht de radio het bericht, dat dr. Seyss-Inquart door den Führer tot rijkscommissaris benoemd was. Hij krijgt nu het burgerlijk bestuur, terwijl het militaire bestuur bij den Duitschen opperbevelhebber in Nederland blijft. Misschien is het een goed teeken, dat er een Oostenrijker tot rijkscommissaris benoemd werd. We zullen er maar ’t beste van hopen. De meeste gerustheid geeft de gedachte, dat het belang der Duitschers meebrengt, dat hier alles zoo rustig mogelijk blijft.

            Brussel en Antwerpen en St. Quentin zijn nu ook in Duitsche handen. In Zeeland zijn nu ook de wapens neergelegd. Vooral op Walcheren en bij Vlissingen is er hevig gestreden. Middelburg moet een puinhoop zijn.

            Gisterenavond kregen we hier een vriendin van Lies, leerares aan de R.K. Huishoudschool te Rotterdam. Ze heeft daar ’t bombardement meegemaakt. Een bom viel op de school en zette alles in voller laaie. Ze heeft rondgezworven en is nu gelukkig hier onder een veilig dak. ’t Is ontzettend wat ze heeft meegemaakt. Bij haar verhalen moest ik steeds denken: wat zal An met haar kinderen niet ondervonden hebben! Een afschuwelijke gedachte, temeer,  omdat we zoo volkomen machteloos zijn om haar te hulp te komen. Wisten we maar, waar ze was! Gelukkig, dat we nu omtrent alle andere kinderen volkomen gerust zijn.

            Vanmiddag weer een bezoek van Verviers gehad, hij moest me noodzakelijk spreken. Ik hoorde echter niets nieuws van hem. ’t Werd alleen nòg duidelijker, dat hij een rol wilde spelen en mij daarbij gebruiken. Ik heb beslist geweigerd. In ’t belang van ons volk moeten we zelfs den schijn vermijden alsof we samenspanden, zelfs ten goede. De meest loyale houding onzerzijds tegenover de Duitsche bezetting is gebiedende eisch. Morgen vergadert de Raad van State weer en woensdag weer de afdeeling Geschillen van Bestuur. Nu Limburg overleden is, zal ik er wel gewoon lid van worden. Maar hoe kan de koningin me benoemen? Nu ben ik voor drie maanden benoemd tot plaatsvervangend lid. Deze benoeming duurt echter slechts tot 1 juli. Wat dan? Enfin, wie dan leeft, dan zorgt.

            In ’t land schijnt alles Gode zij dank rustig. Er zijn geen berichten over moeilijkheden of wrijvingen.

uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941)