vorige (11-9-1920) | | volgende (6-10-1920) | kalender |
dagboekcahier 7 20/09/1920 maandag 20 september 1920 Een drukke week is achter den rug. Tal van conferenties met vereenigingsbesturen vooral over werkloosheidsverzekering en Arbeidswet. Vanmiddag nog een met ’t R.K. Vakbureau. Goed afgeloopen; ik geloof dat ik de lui wel overtuigd heb dat ik met de metaalindustrie niet anders kòn handelen. In de socialistische en de vakpers gaat de herrie nog door. Ik had ook niets anders verwacht en voel me er heel kalm onder. Dinsdag naar de Katholiekendag te Leiden geweest. Aan tafel een rede gehouden. Vele oude bekenden gezien! Donderdag naar Rotterdam geweest om ’t tuindorp Vreewijk te zien. ’t Is schitterend! Morgen opening der Staten-Generaal. De troonrede is kort, ook wat mijn departement betreft. De ministerraad schrapte de scheepsarbeidswet en de landarbeidswet. Toch zullen ze dit jaar ingediend moeten worden. De memorie van antwoord voor de Ongevallenwet kwam deze week gereed, terwijl ’t wetsontwerp tot instelling van gezondheidsdiensten heden naar den ministerraad werd gezonden. ’t Kost zeven ton! Ik ben benieuwd of ik ’t er door zal krijgen! Als morgen de Tweede Kamer bijeenkomt, zou ’t me niet verwonderen of er werd een interpellatie aangevraagd over de invoering van de Arbeidswet. Dat komt slecht uit, daar ik vrijdag naar Heerlen wil gaan, omdat zaterdag H.M. de koningin de eerste steen voor de nieuwe Vroedvrouwenschool komt leggen. Donderdag moet ik in de Eerste Kamer zijn voor de behandeling van de Radenwet. ’t Stond ’t laatst op de agenda; op mijn verzoek heeft de president dit veranderd en ’t wetsontwerp nummer 1 gezet. Ik heb daarom aan de voorzitter der Tweede Kamer geschreven dat ik zoo noodig donderdag bereid was deze interpellatie te beantwoorden. We zullen dus maar afwachten. Jammer dat ik dinsdag niet in den ministerraad kon zijn. Mijns inziens is het verkeerde besluit gehandhaafd om de zeven procent aftrek voor weduwenpensioen te handhaven. Wel worden overeenkomstig mijn wensch de kindertoelagen verhoogd en procentgewijze (twee en half procent van ’t salaris, tot een maximum van f 200,– per kind) zonder salarisgrens, vastgesteld. Dit is tenminste een groote verbetering! |
uit: Dagboek VII (12 november 1918 tot 20 november 1920) |