vorige (19-9-1923) | | volgende (25-9-1923) | kalender |
dagboekcahier 9 20/09/1923 donderdag 20 september 1923 Vanmorgen bij Ruijs geweest om te bespreken of ik in october een week of drie eruit kon trekken. Begin october – 2 en 3 – ministerraad om de bezuinigingen op de begrootingen vast te stellen. 11 october interpellatie-Troelstra in de Tweede Kamer over de crisis aan Finantiën: deze moet door Ruijs beantwoord worden, daarna Vlootwet, waar ik ook niet bij behoef te zijn. De president wou daarna eenige wetsontwerpen van mij aan de orde stellen, onder andere de traktaten van Genua en wijziging Landbouwongevallenwet, in beide zitten vele moeilijkheden. Hij heeft ze, om mij vrij te laten, van zijn lijstje afgevoerd. Die rusten dus gelukkig in vrede tot februari – als we er dan nog zijn! Dus spraken we af, dat ik van 5-30 october met verlof zou gaan. Ruijs wilde ad interim waarnemen om me er geheel vrij van te maken. Dat achtte ik niet juist. Men zal erin zien een begin van een – politieke – ziekte, op grond waarvan ik over eenige tijd van plan was ontslag te vragen, natuurlijk, omdat ik ’t met ’t kabinet niet eens ben. Dit achtte ik, bij de toch al zeer moeilijke positie van ’t kabinet niet verantwoord, als ’t niet beslist noodzakelijk was. Zoo afgesproken. Daarna riepen we Van Swaay: op 17 october wordt de Katholieke Universiteit te Nijmegen plechtig geopend. De Visser, als minister van Onderwijs, was uitgenoodigd; hij wilde wel gaan – ’n zware gang voor hem! – maar geen rede houden. Dus zou Ruijs ’t als premier doen. Mocht hij, waarop kans is, in de Tweede Kamer moeten zijn, voor de interpellatie-Troelstra, dan zouden allen bericht van verhindering zenden. Om half vier buitengewone ministerraad, op verzoek van Van Karnebeek. Overmorgen moet in den Volkenbond gestemd worden over het algemeen garantietraktaat. Alle aangesloten staten verbinden zich om als er één aangevallen wordt, te hulp te komen. Aanvankelijk stond erin, dat de ‘neutrale’ staten niet met hun leger behoefden te helpen; dit is geschrapt. Wij waren er toch al tegen; nu is ’t heelemaal onaannemelijk. Ook Zweden, Noorwegen en Denemarken waren ertegen, maar durven tenslotte niet tegenstemmen: ze zullen zich onthouden. Vermoedelijk zal alleen Italië tegenstemmen, doch dit land neemt wellicht ook nog z’n draai. Wat moeten wij doen? Van Karnebeek meende: met Italië tegenstemmen, onthoudt Italië zich, dan ook maar onthouden. Na uitvoerig debat besloten: in elk geval tegenstemmen. ’t Grootste bezwaar is: wie is de aanvallende partij? Dit wordt beslist door den Volkenbond. Dus zelfs als we vinden, dat de andere staat de feitelijke aanvaller is, zouden we toch mee moeten vechten! Toevallig had ik gehoord, dat Colijn de onmogelijkheid had ingezien om de periodieke verhooging drie jaar stop te zetten. Ik vroeg of dit waar was? Ja. Welnu, publiceer ’t dan nu. Zaterdag en zondag worden er groote meetings tegen de regeering gehouden; wordt ’t daarna bekend, dan schijnt ’t daardoor afgedwongen. Daar waren ze ’t allen mee eens. Zaterdag 7.11 [uur] ga ik naar Heerlen toe om Piebaas op te zoeken; maandagavond weer terug. Heerlijk, even uit de zorgen en narigheid! |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |