vorige (1-4-1892) | | volgende (25-4-1892) | kalender |
dagboekcahier 1 22/04/1892 22 april 1892 Fr. G. v.d. E. heeft geantwoord in De Tijd van 21 april. ’k Kan me niet begrijpen, hoe iemand zulk een antwoord met zijn naam en titel durft onderteekenen. ’t Is laf en ploertig tevens. ’k Heb een [p.162] kort, zooveel mogelijk kalm antwoordje ingezonden, waarin ik hem beleefd [maar][13] dringend verzoek zijn insinuatie en speciaal zijn slotzin, waarin hij verklaart, dat iemand die lucifers verkoopt ook al heer genoemd wordt en dat men zich eens misschien wel zal schamen om heer genoemd te worden, ‘evenals men zich thans schaamt … sapienti sat’; om deze laffe en onbegrijpelijke insinuatie nader te klaren. Later zal ik hem wel op zijn verdere opmerkingen antwoorden. ’k Ben benieuwd hoe ’t af zal loopen. Zijn opmerkingen zijn niets waard: van de rector van een gymnasium had ik iets beters verwacht! en zeker iets fatsoenlijkers!! Onderwijl stond gisterenavond in De(n) Tijd, onder de rubriek: Correspondentie: ‘J.R. v.d. L. Wegens plaatsgebrek moet uw stuk eenige dagen blijven liggen.’ Dus schijnt Van der Lans zich nu ook in ’t debat te gaan mengen! Ra, ra, wat hij zal zeggen?? Zal ik een uitbrander krijgen of een pluimpje? Of is wellicht zijn stuk een indirecte steek op mijn optreden?? Nog eens, ra, ra!! [p. 163] [13] In het manuscript: ‘mijn’. |
uit: Dagboek I (15 september 1891 tot 16 augustus 1892) |