Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 1

25/04/1892

25 april 1892

Eindelijk ben ik dan van die heeren- en monnikenquaestie af: ’k heb mijn laatste woord aan de redactie van De(n) Tijd gezonden. De zaak is vreemd geloopen: het stuk van Van der Lans is eergisterenavond geplaatst, maar … de datum der onderteekening is dezelfde als die van mijn vorig stuk: dus spreekt hij er hoegenaamd niet over: daar mijn critiek eerst verscheen in het Paaschnummer van 19 april (dus den 16en is ’t uitgekomen) kon hij er onmogelijk kennis van gedragen hebben. Maar vandaar nu het onaangename voor mij, dat het de schijn heeft als wilde hij me – zijdelings – een lesje lezen! Ieder die niet naar de datum der onderteekening ziet, moet er zoo over denken: èn mijn heerbroer èn ikzelf waren dan ook eerst van dat gevoelen. In de correspondentie van De(n) Tijd stond nu ‘A. de L. te A. (?!) Wegens plaatsgebrek moet uw stuk nog eenige dagen blijven liggen.’ ’k Heb daarop terstond geantwoord, dat ik het introk, maar er een ander thans geheel en zakelijk voor in de plaats stelde: op de insinuaties antwoord ik slechts met de koudwaterstraal-mededeeling dat de schrijver een verkeerde voorhad, want dat ik hem nooit een boek geleend had. ’k Heb veel gebruik gemaakt van een paar brieven van mijn heerbroer. [p. 164]

uit: Dagboek I (15 september 1891 tot 16 augustus 1892)