vorige (11-4-1893) | | volgende (28-4-1893) | kalender |
dagboekcahier 2 22/04/1893 zaterdag 22 april [1893] Ware het niet zoo lang geleden sinds ik voor ’t laatst iets opteekende, ik zou ’t ook nu nog niet doen. ’t Is akelig druk tegenwoordig. Vooreerst [p. 352] dat voorbereiden van onze katholieke studentenvereeniging. We schieten slecht op: tweemaal heb ik er reeds met Van Rijckevorssel over gesproken, doch hij is niet over te halen, zelfs niet eens om lid te worden, laat staan dan om in ons voorbereidingscomité zitting te nemen. Ik had zeker op hem gerekend, doch … buiten ’t ‘menschelijk opzicht’ gerekend. Hoe zullen de andere corpsleden ons nu ontvangen? En toch, we moeten er minstens vijf of zes hebben: dit is een conditio sine qua non, door Katwijk gesteld. Toch dom: onder de corpslui zijn nogal katholieken, dat is waar, maar de een gaat ’s zondags niet naar de kerk, de ander is de halve week dronken, een derde houdt er een maîtresse op na, een vierde zwabbert. Zijn dat nu lui om mee te helpen zulk een vereeniging op te richten? We zullen zien Ruijs van Beerenbroek voor ons plan te winnen en dan aanstaande vrijdag nog eens bij mij thuis een voorloopige vergadering houden. [p. 353] Morgen komt Küppers bij me. Hij wil absoluut naar Katwijk. Nu, ’k heb hem nu al vier keer ervan teruggehouden, nu had Ermann ’t zelf maar eens moeten doen. Ik ben benieuwd wat hij me ‘uit de boekenwereld’ zal vertellen. Gisteren heb ik den drukproef ontvangen van numero II: ’t zijn meer dan twaalf bladzijden: ’k dacht waarlijk niet, dat ’t zoo lang was. Ik zal er hem eens over spreken, dat ik zoo weinig boeken krijg: tot nu toe slechts twee, terwijl ik er nu al negen besproken heb! Dat wordt op den duur te kostbaar. ’t Gaat niet aan nog veel geld uit te geven en nog niet eens honorarium te ontvangen! ’t Heeft mij nu al zeven gulden gekost, terwijl ik één boekje ontving van 1,25 en één dat geen cent waard was! Hij heeft ook zijn belofte niet gehouden: hij zou aan alle uitgevers een afdruk van numero I sturen: hij heeft het echter niet gedaan. ’k Zal hem dus eens moeten kapittelen! [p. 354] |
uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893) |