Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 12

22/05/1947

donderdag 22 mei 1947

Eindelijk is moeder Elisabeth weer hersteld en hebben we zoojuist onze eerste wandeling buitenshuis gemaakt. Sinds lang tekende ik niets op. Ten deele omdat ik ’t … te druk had! 5 mei jongstleden bestond de katholieke staatkundige organisatie der katholieken in Nederland 50 jaar. Van twee kanten was me een artikel gevraagd: door De Opmars, het partijorgaan over dr. Schaepmans invloed op ’t staatkundig leven in ons land en door ’n combinatie van zes katholieke dagbladen over Schaepmans invloed op de katholieke politiek in deze 50 jaren. Bovendien was me gevraagd om op zondag 18 mei de feestrede te houden over dr. Schaepman en de emancipatie der katholieken bij gelegenheid van de plaatsing van een gedenksteen in ’t perceel Papestraat 18 te ’s-Gravenhage, waar dr. Schaepman gedurende tien jaren als kamerlid gewoond had. Men had me ook gevraagd op 17 mei de feestrede te houden in de groote Tivolizaal te Utrecht, waar in een groote partijvergadering herdacht werd, dat op 5 mei [1897][5] in diezelfde zaal door dr. Schaepman de katholieke staatkundige organisatie tot stand kwam. Ik heb daarvoor bedankt, omdat ik niet wist hoe ’t met mijn oogen zou gaan. [Ik moest nog naar prof. van der Hoeve te Leiden, die over ’t al of niet opereeren van mijn oogen zou beslissen. Ik wist dus niet of ik 17 mei wel beschikbaar zou zijn. Onderwijl ben ik bij prof. van der Hoeve geweest. Zijn meening was: voorloopig nog][6]   niets doen. Ik moest in september nog maar eens terugkomen. Daarna kwam de aanvrage voor de rede te ’s-Gravenhage. Deze nam ik nu aan, al zag ik er wel tegen op, omdat ik die rede wegens mijn slecht gezicht geheel uit ’t hoofd zou moeten houden. Toch is ’t gelukkig goed afgeloopen. Ik sprak een half uur ongeveer en de aanwezigen waren er blijkbaar zeer opgetogen over, al heb ik verschillende dingen die ik had willen zeggen, niet gezegd.

            ’t Was wel wonderlijk te bedenken, dat ik een der zeer weinigen ben, die deze 50 jaar zeer actief in de partij ben werkzaam geweest. Helaas heb ik de vergadering in Tivoli in [1897][7] niet bijgewoond. Ik zat toen hard aan mijn proefschrift te werken en dat moest klaar, want ik had het erop gezet in november op St. Elisabethsdag te promoveeren. Wat gelukt is. Maar daarom liep ik die historische vergadering en Schaepmans groote rede mis.

            Er liggen nog drie artikelen van me over de aanstaande grondwetsherziening bij De Maasbode op plaatsing te wachten. Ik heb nu net tijd om de twee artikelen die men mij voor ’t Staatkundig Maandschrift van de partij gevraagd heeft, te schrijven. Ik ga daar nu mee beginnen.

            En dan heb ik nog ander werk op me genomen. Men heeft me aangezocht om bij de juni-eindexamens van de Middelbare Meisjes School van ’t R.K. Lyceum als gecommitteerde op te treden bij de geschiedenisexamens. Ik zal dus nu mijn historische kennis ook nog een beetje moeten opfrisschen. Waar ’n mensch al niet toe komt!

            En dan nog eerst voor de 25e keer grootvader worden. Gelukkig maakt Lies ’t goed.[8]

[5] In het manuscript abusievelijk ‘1891’.

[6] De voorgaande passage is in het manuscript met potlood doorgehaald.

[7] In het manuscript abusievelijk ‘1901’.

[8] De voorgaande twee zinnen zijn in het manuscript met potlood doorgehaald.

uit: Dagboek XII (7 augustus 1946- [26 november 1947])