vorige (19-11-1922) | | volgende (23-11-1922) | kalender |
dagboekcahier 8 22/11/1922 woensdag 22 november 1922 Vannacht half twee voerde de laatste spreker bij mijn begrooting het woord, ’t was bij tweeën toen ik thuis kwam. ’n Beetje moe, maar toch verheugd, omdat ’t zoo goed gegaan was. ’t Was ’n moeilijk debat, omdat ik allerlei bezuinigingen moest verdedigen, die ik zelf – op zichzelf beschouwd – ook onjuist vond. Alleen de absolute noodzaak dat ook op mijn begrooting móést bezuinigd worden, had mij ertoe doen besluiten. Ik heb dit rondweg erkend en daardoor ’t pleit gewonnen. Toen ik thuis kwam, zat daar dr. Meuleman nog. We hebben nog tot over drieën ’n heerlijk glas oude Bordeaux – juist cadeau ontvangen van Con, bij m’n 25-jarige promotie – gedronken. Vandaag voelde ik me wel wat vermoeid. Morgen is dat wel weer beter.[50] Om kwart over twee moest ik bij H.M. komen. Ze was ’n paar uur in de stad, ging bij haar moeder lunchen en had me verzocht om kwart over twee uur in ’t Noordeinde te komen. Waarvoor? ’t Bleek, dat ze mij wilde spreken over de werkloosheid en de werkverschaffing. ’t Werd ’n zeer geanimeerd gesprek dat tot half vier duurde. Toen zei ze: ‘’t Spijt me dat ik het onderhoud moet afbreken, om vier uur moet ik den nieuwen Hongaarschen gezant ontvangen; maar ik kom spoedig in de stad – 2 december – ik hoop dan ons gesprek voort te zetten.’ Zij was weer uiterst vriendelijk en welwillend. Eerst ging ’t gesprek zeer huiselijk over de ziekte van Ruijs’ moeder. Daarna werd zij vroolijker en heeft enkele malen smakelijk gelachen, toen ik haar sommige zetten uit mijn begrootingsredevoeringen vertelde. Morgen om elf uur Eerste Kamer, kleine wetjes, en om één uur Tweede Kamer: stemming over eenige moties en amendementen die wel alle zullen verworpen worden. Er steekt’n hevige storm op in werkgeverskringen tegen de Arbeidsgeschillenwet om de Eerste Kamer te bewegen dit wetsontwerp te verwerpen. ’t Zou toch al te gek zijn, nu in de Tweede Kamer de geheele rechterzijde ervóór heeft gestemd! Overmorgen ga ik tot donderdag naar Heerlen en Maastricht. Gelukkig! [50] De voorgaande alinea is in het manuscript met potlood doorgehaald. |
uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923) |