vorige (14-5-1892) | | volgende (27-5-1892) | kalender |
dagboekcahier 1 23/05/1892 23 mei 1892 Wat moet ik eigenlijk veel opteekenen: ik heb echter maar een klein kwartiertje tijd, daar ik moe moet gaan halen. Dus slechts een paar puntjes: eergisteren ontving ik een brief van Phons, die mij bizonder trof, vooreerst, omdat hij zoo bijzonder hartelijk was, vervolgens wegens de vermelding van den vroegen dood van een lief meisje, nog jong, waarvan hij veel hield. ’k Heb Longfellow gekocht om hem dien met zijn verjaardag te zenden: de lievelingsdichter van vader Lunter moet hem wel bijzonder aangenaam zijn. ’k Heb vandaag weer wat boeken thuis gekregen, van een verkooping te Utrecht; onder andere Bentivoglio, de Oudheden van Rijnland en Leiden, van[18], Motley’s bekend werk; de Verklaring van de Unie van Utrecht van Pieter Paulus, dus bijna alles geschiedenis. Vanmiddag heb ik voor ’t eerst een bezoek gebracht bij een professor, namelijk bij prof. Muller, den hoogleeraar in de algemeene geschiedenis. Moeilijk had ik kunnen vooronderstellen, dat ik zóó uiterst vriendelijk [p. 176] door hem zou ontvangen worden. Wellicht kwam het doordat ik nog zoo goed als geen enkel college bij hem verzuimd heb. ’k Geloof echter, dat er een andere reden is en wel deze: ik ben katholiek en oud-leerling van de bij onze proffen hoog aangeschreven paters Jezuïeten van Katwijk. Dat dit de juiste verklaring is, volgt wel hieruit: ’t is de gewoonte dat de professor in de algemeene geschiedenis aan de examinandi, eenige tijd vóór hun examen, een paar bijzondere onderwerpen aanwijst ter bestudeering in de ‘fijne puntjes’. Behalve deze (meestal drie à vier) tijdperken wordt nog gevorderd een algemeen overzicht der geheele geschiedenis. Hij vertelde mij, dat hij vooronderstelde, dat ik dat overzicht wel reeds kende; vervolgens, dat hij mij geen afzonderlijke tijdperken zou opgeven, omdat er dan wellicht enkele onder zouden zijn, waarvoor ik boeken zou moeten bestudeeren met wier schrijvers ik als katholiek niet zou kunnen sympathiseeren. Ik moest dus zelf er twee kiezen: één uit de Middeleeuwen en één uit de latere geschiedenis; ’k moest [...] [19] [p. 179] |
uit: Dagboek I (15 september 1891 tot 16 augustus 1892) |