vorige (20-7-1939) | | volgende (25-7-1939) | kalender |
dagboekcahier 10 23/07/1939 zondag 23 juli 1939 Nog steeds is de ministerieele crisis niet opgelost. Maar ’t ziet er wel naar uit, dat Colijn klaar zal komen met de vorming van een zaken-kabinet, waarin vier liberalen zijn opgenomen: evenveel liberale ministers in ’t kabinet als er liberalen in de Tweede Kamer zitten! ’t Is wel een droevig einde van Colijns loopbaan. Als hij dinsdag in de Tweede Kamer zijn nieuwe kabinet zal presenteeren, dan zullen de joden dien dag de verwoesting van Jeruzalem herdenken en betreuren. Zoo zal Colijn dien dag de rechtsche coalitie, die bijna een halve eeuw bestaan heeft, hebben vernietigd. Zal hij echter dien dag met zijn kabinet komen? ’t Zou me niet verwonderen, wanneer hij ermee wacht. Dinsdag komt de Tweede Kamer bijeen om de suppletoire begrooting voor Defensie te behandelen. Colijn zou dan wel in de Kamer een verklaring moeten afleggen. Hij zal dus nog wel even traineeren tot de Kamer op reces is. Zijn nieuwe kabinet kan dan een paar maanden zitten. Hoe onbehoorlijk dit zou zijn, Colijn is ertoe in staat. Maar wat moet de katholieke fractie doen als Colijn dinsdag met zijn nieuwe kabinet optreedt en een verklaring in de Kamer aflegt? zoo vroeg mij vanmorgen, uit de kerk komende, Van Poll. Hij zei, dat de meeningen verdeeld waren: sommigen wilden er meteen een einde aan maken, anderen afwachten tot in november de begrooting komt. Mijn antwoord was: indien men meent tenslotte toch dit kabinet wellicht wel te kunnen steunen, dan is afwachten ’t beste. Maar indien niet, dan nu toeslaan. In ’t najaar zullen waarschijnlijk de internationale verhoudingen veel meer gespannen zijn dan nu. Dan het kabinet wegstemmen zal velen onsympathiek zijn. Men moet nu Colijn voor ’t dilemma plaatsen: òfwel gij hebt vèrstrekkende plannen tot verslechtering van de werkloozenzorg en dan kunnen wij u niet steunen; òfwel gij hebt die niet, maar waarom dan in deze internationaal zoo gespannen tijd een kabinetscrisis moedwillig uitgelokt? Iemand, die zoo wispelturig is en aldus met groote volksbelangen speelt, kunnen wij ons vertrouwen niet langer schenken. Daar ook de sociaal- en de vrijzinnig-democraten zeker tegen hem stemmen, wordt hij aanstonds in de minderheid gebracht. Dan òf aftreden òf kamerontbinding. Maar in beide gevallen zullen wij onzen tegenzin moeten overwinnen en bereid moeten zijn met deze twee partijen een kabinet te vormen. Ook dat is een riskante politiek. Vooreerst is er zeker een deel der katholieken dat haar niet zal willen volgen, al zal de tegenstand thans veel geringer zijn dan ze zeker in 1935 nog zou geweest zijn. Vervolgens: alles wat ‘beurs’ is, zal dat kabinet fel bestrijden, evenals de groote liberale en ‘neutrale’ pers. De Nationaal-Socialistische Beweging zal er ook voordeel van hebben. Wij komen dan zeker tegenover christelijk-historischen en anti-revolutionairen te staan: een vrijwel onherstelbare breuk. Maar doen we ’t niet, dan heeft de machtige katholieke partij al haar prestige verspeeld. Ze kon Colijn achterna loopen, desnoods blaffen, maar niet bijten. Dit is op den duur evenzeer onhoudbaar. Maar wat de hoofdzaak is: ’t liberale kabinet-Colijn is een gevaar zoowel op staatsrechtelijk als op economisch en sociaal gebied. Met de vrijzinnig- en sociaal-democraten zullen wij op al deze gebieden gemakkelijk tot overeenstemming komen. Hoe ernstig dan ook de beslissing is, ik zou, thans nog voor de verantwoordelijkheid staande, niet meer den weg van 1935 inslaan. Voor de tweede keer zet Colijn ons voor ’t dilemma. In 1935 zijn we ervoor uit den weg gegaan, ook vooral omdat toen de positie van den gulden, nog niet los van den gouden standaard, een débâcle deed verwachten. Thans moeten we niet alleen a, maar ook b zeggen. De rol die Koolen in dit drama gespeeld heeft is me nog steeds niet duidelijk geworden. |
uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941) |