vorige (21-10-1923) | | volgende (26-10-1923) | kalender |
dagboekcahier 9 23/10/1923 dinsdag 23 october 1923 Vandaag weer in de Tweede Kamer geweest. Vele afgevaardigden kwamen me begroeten en vragen hoe ’t met mijn gezondheid was. Het vlootwetdebat werd voortgezet. Nolens hield een uitstekende redevoering pro. Maar of ’t helpen zal? Ik heb een lang onderhoud gehad met Van Rijzewijk en Kuiper. Ze waren beslist tegen. Op mijn vraag of zij zich de politieke gevolgen wel voldoende realiseerden, antwoordden zij: ja, en daar is ’t ons juist om te doen. Dat de coalitie uit elkaar zou vallen, begroetten zij als een groot voordeel. Er moest een nationaal bezuinigingskabinet komen, zoodat alle partijen de aansprakelijkheid aanvaardden. Ze achtten het een ramp, dat nu de verantwoordelijkheid alleen voor de partijen der rechterzijde kwam: dit zou tot een debacle leiden. Veel beter was daarom, dat ’t kabinet nu maar aftrad. Dat De Geer dan zou optreden, achtten ze uitgesloten. Ik trachtte hen wat verstandiger inzicht bij te brengen, maar ’t baatte niets. ’t Loopt zooals ik reeds eenige weken aan Ruijs voorspelde: voor de Vlootwet is er wel een meerderheid, maar men zal haar afstemmen om van ons en daarmee van de zeer drastische bezuinigingsvoorstellen af te komen. Zooals ’t nu staat, zullen negen à tien katholieken tegenstemmen. Eén christelijk-historisch lid, Gerretson, is doodziek. ’t Staat dus 50 of 49 tegen 49 of 50. Met één stem meerderheid zal dus de wet verworpen of aangenomen worden. Ik weet niet wat, politiek gesproken, erger is! Ruijs is zeer onder den indruk. Ik ben er kalmer onder, misschien omdat ik ons aftreden, hoewel ’t uit politiek oogpunt zeer betreurende, persoonlijk als een opluchting zou gevoelen. ’t Blijkt me steeds meer, dat de atmosfeer van ’t kabinet zooals deze vooral na ’t intreden van Colijn is geworden, een atmosfeer is, waarin ik moeilijk adem kan halen. En veel liever dan op grond van een conflict in het kabinet, treed ik af door een conflict met de Kamer. Verwacht werd dat de eindstemming vrijdag zou plaats hebben. ’t Zou me echter niet verwonderen, als ’t dinsdag of woensdag werd. Merkwaardig was een uitlating van Troelstra, aan ’t slot van zijn rede: dat hij bereid was de politieke consequenties te aanvaarden. Hij wil dus minister worden. Prettig vooruitzicht voor den Vrijheidsbond! En voor de katholieke tegenstemmers. Die zitten nu aan hem vast. ’t Zou ’n zonderlinge combinatie worden en leiden tot het uiteenvallen van de Katholieke Staatspartij. |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |