vorige (23-10-1923) | | volgende (29-10-1923) | kalender |
dagboekcahier 9 26/10/1923 vrijdag 26 october 1923 Finis! De Vlootwet is hedenmiddag verworpen met 50 tegen 49 stemmen! Eén lid van rechtsch, Gerretson, christelijk-historisch, was afwezig. Ware hij er geweest, dan was ’t 50-50 geweest! Dus met de kleinst denkbare meerderheid hebben wij ’t verloren. De geheele rechterzijde stemde vóór – behalve tien katholieken – en de geheele linkerzijde stemde tegen: vier doodzieken waren opgekomen om te stemmen. Die tien katholieke tegenstemmers behooren tot mijn naaste politieke vrienden. Vooral: de drie man van ’t R.K. Vakbureau en Engels. De drie eersten waren niet te bepraten. Ze wilden ons aftreden om van de verantwoordelijkheid voor de bezuinigingsmaatregelen af te komen; hoezeer ik hun betoogde, dat dit standpunt onjuist en in zijn politieke, sociale en economische gevolgen nefast was, ’t baatte niets. Met Engels had ik meer succes. Hij neigde ook tot tegenstemmen. Ik overtuigde hem, dat dit onjuist was en hij verklaarde zich gewonnen. Ik rekende daarom op negen tegenstemmers, indien Fruytier vóórstemde. Vanmiddag echter hoorde ik: Engels is om, hij stemt tegen. Onmiddellijk verdween ik achter het schutje en liet hem roepen. Hij kwam niet. Ik stuurde een ander op hem af; hij kwam nog niet. Toen zag ik Stulemeyer, dien ik op hem afzond en hij bracht hem mee. Ik heb ruim ’n uur met hem gepraat. En ’t resultaat was, dat ik erop rekende, dat hij zou voorstemmen. Onmiddellijk daarna werd hij weer bestormd door tegenstemmers en … hij stemde tegen! Arme kerel, wat zal hij gebukt gaan onder de verantwoordelijkheid, nu zijn stem den doorslag gaf! Onmiddellijk hielden we ministerraad en besloten, dat Ruijs terstond gehoor bij de koningin zou vragen om ons collectief ontslag aan te bieden. Ik moest morgenochtend om half elf juist bij de koningin komen, maar vanavond belde de directeur van het Kabinet me op om mee te deelen, dat die conferentie enkele dagen zou worden uitgesteld. Vermoedelijk wordt dus Ruijs morgenochtend door haar ontvangen. Persoonlijk voel ik me opgelucht. Na vijf moeilijke jaren valt me ’t aftreden niet zwaar. Integendeel, ik verlang ernaar. Maar politiek betreur ik het. Er komt nu ’n chaos. De rechterzijde valt uit elkaar en evenzeer de katholieke partij. Wanneer zal de gebroken vaas weer gekramd kunnen worden? Onderwijl loopen we ’t gevaar, dat de gulden gaat kelderen. En wat nu? Mijn voornemen is me uitsluitend aan de journalistiek te gaan wijden. Dit was steeds mijn ideaal, maar ik kon ’t niet doen om finantieele redenen. Thans heb ik f 6000,– pensioen en zal ’t dus wel gaan. Met Smits sprak ik reeds af, dat ik zal optreden als medehoofdredacteur van Het Centrum en De Voorhoede, terwijl ik de redactie van ’t Katholiek Sociaal Weekblad weer op me neem. Dat zal zoowat f 12.000,– opbrengen en behoud ik dus mijn inkomen van thans. Maar ik moet wat meer verdienen om uit de schuld te komen. Dus ’n paar commissariaten erbij! |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |