Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 2

24/11/1893

vrijdag 24 november 1893

’n Oogenblikje maar! ’k Heb zoo weinig tijd, want, vanwege de missie gaat er veel tijd voor de studie verloren. Als ik eenigszins kan ga ik altijd om half tien ’s morgens en ’s avonds om half acht. Dus twee preeken per dag, me dunkt dat ’t mooi is voor iemand die vlak voor zijn examen zit! ... ’t Is eigenlijk een profanatie, maar telkens denk ik toch weer aan den tekst, waarmee de eerste preek dezer missie werd geopend: ‘Nu zijn de dagen aangebroken van zaligheid’, want, ’t zijn ‘zalige’ dagen ook voor mij, daar ... Lize ook elken morgen en avond in de kerk is. ’k Heb haar nog nooit zoo dikwijls in één week en zoo goed gezien! En nu ... ’k moet al mijn krachten inspannen om flink aan ’t werk te blijven, want telkens zie ik dat lieve gezichtje weer voor me! Lize, Lize! als ik je toch eens spreken kon! Welk een ‘zalige’ dag zou dat zijn! Maar ... dat zijn nu eigenlijk geen gedachten die bij een missie thuis hooren! Ofschoon ... ik weet toch niets zoo mooi, zoo rein in mijn heele leven dan mijn vriendschap voor Phons en mijn liefde voor Lize. O, hield zij van mij! En mocht ik dat weten! ... Maar hoe kwam ik dat ooit te weten? ... Haar broer is nog niet bij me geweest. Zal hij ooit komen? En zoo hij al komt, zal hij me terugvragen? [p. 496] tenminste mij vragen of ik ook eens bij hem thuis kwam? Hij is ’s avonds ook meestal in de kerk en dan spreekt hij heel vriendelijk tegen me. Ik zou toch wel eens willen weten of hij iets vermoedt. Eigenlijk hoop ik van neen, want des te minder kans is er, dat hij mij spreekt of terugvraagt! Zou Lize ’t weten? Misschien ’t zoo’n beetje vermoeden? Of wellicht dat nog niet eens? Ik heb er nog nooit zóó sterk naar verlangd met haar in nadere kennis te komen als nu. Zal het ooit lukken? En ... niet te laat?

            ’k Denk zondag a.s. Peter weer eens te schrijven. ’k Wou, dat ik hem in zijn brieven evenzeer kon laten babbelen als op mijn kamer! ... Nog ’n gek idee van me: ’t is bijna Sinterklaas. Zou ik Lize eens stilletjes een cadeautje sturen? Zou ze raden van wie het kwam? Maar ... hoe zouden ze daar bij haar thuis over denken. Zouden ze ’t niet verkeerd opnemen, als ze vermoeden wie de anonieme zender is?? ... Ik durf ’t toch nog niet goed te wagen.

            Over anoniem gesproken: ’k heb aan ’t Dompertje toch nog een antwoordje gestuurd op het anoniem artikel: ‘Twee critieken’. ’t Was tòch een beetje al te dun en ... op den Ouden Singel lezen ze ’t Dompertje!! ... Wat zou Lize er wel van gezegd hebben, dat ze me zoo toe- en aftakelden?! ...

            Maar nu als de weerga aan ’t werk! [p. 497]

uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893)