Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 7

25/11/1918

Maandag 25 november 1918. Een treurige dag: ’s morgens ontvingen we een telegram dat Gé, de eenige zoon, het eenig kind van mijn eenige zuster overleden was, 26 jaar oud, dus juist op ’t moment dat ik bij de koningin was, Spaansche griep met longontsteking. Hij is maar een dag of vijf, zes ziek geweest. Arme, arme zus! ’t Eenige wat zij had, het eenige waarvoor ze leefde was haar ontvallen! Haar man, wiens dood voor haar een verlossing ware geweest, was nu al driemaal zwaar ziek en bediend geweest, maar telkens weer hersteld. Haar eenige zoon, haar vreugde en trots, haar éénige hoop, was nu krachtig en gezond in enkele dagen haar ontvallen! ’t Was een zware gang naar haar toe. Mijn God, welk een diepe, bittere smart. Wij zijn er zelf dagenlang van onder den indruk geweest. Wat zal de toekomst nu nog voor haar brengen? Ik had zoo gehoopt dat het leed hun weer naderbij zou gebracht hebben. Maar ik vrees! … Er is teveel gebeurd. Gé heeft altijd verdriet van zijn vader gehad. Dàt zat hen nu ook dwars en stond een goede verzoening in de weg. Arme, arme zus! God geve haar troost![2]

[2] De passage onder de datum 25 november is in het manuscript met potlood doorgehaald.

uit: Dagboek VII (12 november 1918 tot 20 november 1920)