Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 2

26/09/1892

maandag 26 september 1892

Gisterenmorgen ontving ik een briefkaart van Phons. Hij heeft nu drie tentamina achter den rug. Het oordeel der proffen was: ‘nog niet genoeg bezonken’. Zou het mis worden?? … Als hij maar wat kalmer was, zou ’t wel goed gaan. Ik hoop maar, dat hij er doorkomt. Josef is toch nog steeds een knappe timmerman! Morgen is het de laatste dag van de novene, die ik voor Phons gehouden heb. Zeer toevallig zijn er morgen juist twee missen, voor mijn jongsten broer en voor mij. Dat doen mijn ouders aan het einde van iedere vacantie steeds. We gaan dan gezamenlijk ter communie. Zou ik daaraan niet voor een groot gedeelte de zichtbare zegen moeten toeschrijven die de Goede God tot nu toe over mijn studie heeft gegeven? En zou ik nu morgen daarvoor niet een groot gedeelte aan Phons kunnen overdoen? De Heiland aan wiens borst de H. Joannes zoo dikwijls rustte, moet zulk een gebed van een vriend voor zijn vriend wel verhooren. O, moge hij er doorkomen! ’t Zou zoo’n teleurstelling voor hem zijn, als ’t eens niet goed ging! Ik gevoel verbazend veel lust om woensdagmiddag eens even naar Amsterdam te [p. 252] gaan! Ik zou zoo gaarne eens zijn verheugd gelaat zien als hij er door was! Daar ik eergisteren juist een brief kreeg van Louis Steger, had ik een goede gelegenheid hem vanmorgen dit plan eens mede te deelen: ik zou dan om half drie in Amsterdam komen, naar hem trammen en dan gezamenlijk naar de Academie gaan tegen half vijf, want dan is het examen afgeloopen.

            Die brief van Louis was mij bijzonder aangenaam: ik was reeds bang, dat hij de opinie van zijn broer deelde en ’t verder ook ‘verdomde’, zooals die zeer teekenend zich uitdrukte in zijn laatsten lieven brief! Zijn brief was echter zoo hartelijk mogelijk. Dat doet me echt goed! ’k Heb hem dan ook zoo spoedig mogelijk geantwoord.

uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893)