vorige ( #06-2-1915) | | volgende (9-3-1915) | kalender |
dagboekcahier 5 27/02/1915 zaterdag 27 februari 1915 Nog steeds zit ik met mijn wetsvoorstel tegen de oneerlijke mededinging als een vrouw die over haar tijd is en al maar op hare bevalling zit te wachten. Er wordt formeele obstructie tegen gepleegd. Op 16 februari was ’t regeling van werkzaamheden en hoewel de voorzitter ’t me vroeger beloofd had, hij stelde niet voor mijn wetsvoorstel op de agenda te plaatsen. Den geheelen middag liep mr. Limburg van den voorzitter naar den minister van Justitie en vice versa. Klaarblijkelijk wilde hij hun nog overhalen artikel 1401 in behandeling te doen nemen. Ik ging ook eens naar den president en vroeg hem, wanneer mijn wetsvoorstel op de agenda zou komen? ‘Nog niet over gedacht; er is nog geen eindverslag over uitgebracht.’ ‘Maar dat komt toch vandaag of morgen!’ ‘Ja, dat kan wel’. ‘U wilt zeker eerst artikel 1401 behandelen?’ ‘Ja’. ‘Maar de minister van Justitie heeft er bezwaar tegen.’ ‘Ja, maar ze zijn nog bezig, om hem over te halen.’ ‘Ik geloof toch niet dat hij ertoe te vinden is. ’t Ontwerp deugt niet.’ ‘Ja, hij heeft nu zelfs gedreigd het wetsontwerp te zullen intrekken!’ Met dat al, nog steeds staat mijn wetsvoorstel niet op de agenda. Ik heb nu dr. De Visser overgehaald om bij de eerstvolgende regeling van werkzaamheden daartoe een voorstel te doen. Dan moeten ze voor den dag komen! Klaarblijkelijk is ’t de bedoeling de zaak tot Paschen te rekken en dan gaan we weer op een lang reces! Onderwijl werkt de Middenstandsbond goed. Hij heeft weer een krachtig adres ingediend om op ‘onverzwakte’ aanneming aan te dringen. Bovendien bezocht het bestuur verschillende kamerleden. De vrees voor de kiezers is nu eenmaal voor sommige volksvertegenwoordigers het beginsel der wijsheid! |
uit: Dagboek V (28 augustus 1904-18 october 1915) |