Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

28/02/1922

dinsdag 28 februari 1922

Nog steeds gaat in den lande de hetze tegen mij voort. Tal van anonieme brieven ontvang ik, waarin ik gescholden word voor een ramp voor ’t land, minister van luiheid, enz. enz. In De(n) Tijd gaat Geurts voort met min of meer bedekte artikelen tegen mij te schrijven. De Maasbode stuurt openlijk aan op een scheiding in de katholieke partij. De katholieke werkgevers vertoonen steeds driester hun innerlijke liberale ideeën. Waarop zal dit alles uitloopen?

            De volgende week zal mijn wijziging van de Arbeidswet wel ingediend worden. De werkgevers zullen er niet door bevredigd worden, de arbeiders zullen woest zijn, omdat ik, naar zij zullen meenen, met de reactie meega. Het einde van ’t lied zal zijn dat ik  na me vier jaren lang halfdood gewerkt te hebben van ’t tooneel verdwijn, hartgrondig verfoeid, zoowel door de werkgevers – wien ik te ‘rood’ ben – als door de arbeiders – die mij te ‘conservatief’ zullen vinden. Hoe zal ’t bij de verkiezingen gaan?

            25 februari verscheen in Tijd en Maasbode een artikel van notaris Van Cranenburg te Haarlem, waarin hij openlijk aanstuurt op een afscheiding van de katholieke partij op een kort program van vijf punten, waarvan één zich keert tegen de sociale wetgeving. Thans staat er in de bladen een advertentie, door vele namen onderteekend en waarin degenen die met dat artikel van 25 februari instemmen, worden opgeroepen om hun kaartje aan notaris van Cranenburg te zenden, waarna ze tot een vergadering zullen worden opgeroepen.

            Zooiets moesten de arbeiders eens doen! Er zou terstond een openlijke afkeuring van de bisschoppen verschijnen. Ik ben benieuwd  hoe er thans tegen deze scheurmakers zal worden gereageerd. Misschien is dit onorganisatorisch optreden het onweer dat de lucht zal zuiveren. We zullen ’t maar hopen! Maar ’t is ’n lamme tijd!

            Weer naar nieuws: zoojuist kwam een brief dat Anna, de oudste zus van Lize, nonnetje te Haarlem, vrijdagavond ernstig ziek is geworden – longontsteking – en vandaag reeds bediend is. Zou zij zóó gauw Willem gaan volgen? Arme Lies, ze is vandaag juist met Lou naar Leiden en logeert vannacht bij Tepe. Ze weet nog van niets. Wat zal ’t haar rauw op ’t hart vallen, als ze morgenochtend ons telefonisch bericht ontvangt dat ze aanstonds naar Haarlem moet.

            Nare dingen hoorde ik gisteren ook van Ruijs. De prins is naar Parijs geweest en heeft daar voor meer dan anderhalf millioen francs promessen geteekend. ’t Geld schijnt gebruikt te zijn voor speculaties. De koningin wil hem onder curateele laten stellen, omdat hij in den laatsten tijd nog veel meer schulden  gemaakt heeft. Bij een Hagenaar leende hij in januari een ton! ’t Is een fraaie boel. Als dat uitlekt, zal dat ook geen goed doen aan ’t koningschap! ’t Is voor Ruijs ook niet prettig in deze zaak gemoeid te zijn! Maar hij was vol bewondering voor de flinkheid, waarmee de koningin haar behandelde. ’t Is toch wèl zielig voor haar! ’t Vreemde is dat ook een broer van de prins al sinds eenige jaren onder curateele gesteld is. Ruijs beschouwt hem als bepaald zwakzinnig.

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)