vorige (28-2-1922) | | volgende (7-3-1922) | kalender |
dagboekcahier 8 02/03/1922 donderdag 2 maart 1922 De actie-Van Cranenburg houdt de geesten bezig. In de geheele katholieke pers verschijnen afkeurende artikelen. Zelfs De Maasbode krabbelt nu terug en had gisterenavond een hoofdartikel om te betogen, hoe gruwelijk onbillijk de hetze tegen mij was. Al wat ik in en na 1918 deed werd alom toegejuicht. Nu de malaise is ingetreden, stelt men ’t voor of deze het gevolg is van mijn maatregelen, die dan toch in elk geval de maatregelen waren die toen iedereen goedkeurde en zelfs toejuichte. Ik vrees dat deze olie op de golven te laat komt. Èn Van Wijnbergen èn De Maasbode-redactie hebben veel te veel artikelen geschreven om den ontevredenen in ’t gevlij te komen. Thans zullen die niet meer zoo spoedig te bekeeren zijn. Vanmiddag had ik Nijkamp van ’t R.K. Vakbureau bij me. Hij vertelde mij dat de arbeiders een krachtige tegenactie zullen gaan voeren. Wat begrijpelijk is. Gaan de heeren door – wat ik nog niet geloof – dan zullen ze juist ’t omgekeerde bereiken van wat ze bereiken willen. Van de officieele katholieke lijsten zullen dan verschillende meer conservatieve heeren afgevoerd worden. Zij zullen ze niet overnemen, omdat ze voor mijn wetsontwerpen gestemd hebben. Van Wijnbergen wordt zoo ’t eerste slachtoffer! Er zal geen rechtsch kabinet meer mogelijk zijn, maar er zal moeten komen òf een gemengd democratisch òf een gemengd conservatief kabinet. Ik vermoed, dat de democraten wel in de meerderheid zullen zijn. En daar ’t land toch geregeerd zal moeten worden, zullen zoo de democratische katholieken en anti-revolutionairen gedwongen worden om samen te gaan met de Vrijzinnig- en Sociaal-Democraten, wat de bisschoppen juist hebben willen verhinderen! Zoo zal loontje om zijn boontje komen! Gisteren kreeg ik mijn wijziging-Arbeidswet van den Raad van State terug. ’t Is een merkwaardig advies! Hulde wordt gebracht aan de technische voorbereiding van ’t wetsontwerp. In de inleiding wordt de vraag geopperd of ik de 45-urige arbeidsweek niet [in] een 48-urige zou moeten veranderen. De Raad van State helt naar die meening over, maar onthoudt er zich van dit te adviseeren, omdat hij vertrouwen heeft in ’t beleid van den minister van Arbeid die beter kan overzien of de nadelen hier wellicht toch tegen de voordeelen zullen opwegen! ’t Kabinet kan aan dit advies ’n puntje zuigen! De Raad van State is minder reactionair dan mijn hooggeachte ambtgenooten! |
uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923) |