Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 10

28/07/1933

vrijdag 28 juli 1933

Acht dagen is ’t juist geleden, dat ik na een afwezigheid van ruim zes weken weer thuis kwam. 6 juni vertrok ik naar Genève voor de Internationale Arbeidsconferentie, die 8 juni aanving. Over die conferentie valt niet veel op te merken. Ze was vrij saai, al werd er hard gewerkt en kwam er veel tot stand. Vrijdag 30 juni was ze afgeloopen. Weken achtereen was ’t slecht weer geweest, koud en voortdurend regen. Zaterdag 1 juli was’t weêr prachtig! Ik maakte per boot een bedevaart naar Ouchy (Lausanne), waar ’t beroemde traktaat geteekend werd. ’t Was mijn eerste uitstapje van Genève uit! Tijdens de conferenties was er geen tijd voor. De anderen gingen zondags nogal eens uit, maar dan reeds heel vroeg. Ik moest dan echter naar de kerk en bleef dus moederziel alleen over. Gelukkig heb ik reeds verleden jaar toevallig op een diner in de Cercle Catholique kennisgemaakt met de familie Liebeskind. Hij is een chargé des cours in de rechten aan de universiteit van Genève  en Lausanne, voor eenige weken werd hij tot buitengewoon hoogleeraar benoemd, hoewel katholiek (bekeerling) en nog zeer jong: even dertig jaar. Ik zat aan dat diner, waaraan Brüning, toen nog rijkskanselier, verwacht werd (maar hij kreeg verhindering) naast madame Liebeskind, een aardig, geestig, jong vrouwtje, net onze Nell. Na afloop stelde ze me aan haar man voor en ze brachten me met hun auto naar ’t hôtel. Dat was een begin, dat tot groote vriendschap heeft geleid. Groote attractie voor mij vormde ook hun twee zoontjes van drie en vierenhalf jaar. Ik kwam er aan huis en bijna geregeld kwamen zij in januari en ook thans des zondags bij mij in ’t hôtel lunchen, nadat we elkaar ’s morgens in de Notre Dame ontmoet hadden.

            Dit jaar was er geen diner in de Cercle, maar alleen een gezellige avondbijeenkomst. Men had mij verzocht daar een rede te houden. Ik sprak bijna een half uur over de positie van de katholieken in Nederland. ’t Viel nogal in de smaak. Na afloop gingen we een potje bier drinken in de Croquedil

            Toen de conferentie vrijdag 30 juni afgeloopen was, bleef ik in Genève, want … dinsdag 4 juli zou mijn vrouw komen, begeleid door prof. Groenen, en met z’n drieën zouden we dan een reis door Zwitserland maken.

            ’t Weer bleef prachtig en op een drietal middagen met regen [na] is ’t prachtig gebleven. Dinsdagavond 4 juli 23.53 zouden ze arriveeren. Natuurlijk ging ik naar ’t station. Om half tien was ik al op weg! Tot even elf uur bleef ik vóór ’t station zitten, toen er maar in. Er was geen sterveling te zien! Wat duurde die tijd lang. Eindelijk – lieve trein: drie minuten te vroeg! – kwam de trein en Lies was de eerste die eruit sprong. Wat een weerzien na precies vier weken afwezigheid!

            We trokken naar ’t hôtel, waar we tot bij half twee bleven praten. Woensdagavond soupeerden we bij de familie Liebeskind, die ons ook uitgenoodigd had aan ’t eind van onze reis te komen logeeren in hun villa te Mühlehorn prachtig aan een meer gelegen.

            Tot vrijdag 7 juli bleven we in Genève. ’t Was mooi weer, maar vooral donderdag was ’t zeer warm. Vrijdagmorgen 7 juli 9.58 vertrokken we naar Chamonix,  waar we logeerden in hôtel Carlton. We bezochten natuurlijk de Rhônegletscher, waar we onvermoed gekiekt werden.

            Maandagmorgen 10.44 vertrokken we van Chamonix over Martigny en Visp naar Zermatt, waar we om 19.15 arriveerden en we logeerden in ’t Victoriahôtel (Seiler). Dinsdag 11 juli bestegen we vandaar uit de Gornergrat en keerden terug over Riffelalp, waar we lunchten. ’t Was een prachtdag, vooral ’s morgens. We hebben werkelijk genoten!

            Donderdag 13 juli vertrokken we van Zermatt via Visp en Brig naar Gletsch, waar we logeerden in ’t Hôtel Glacier du Rhône, waar we de kamer kregen, waarin voor twee jaar de koningin gelogeerd had. We kwamen om 16.20 aan en wandelden naar de Rhônegletscher. Den volgenden dag, vrijdag 14 juli, gingen we per postwagen om 10.25 uit Gletsch naar Meiringen, waar we om 13.38 aankwamen. We logeerden in ’t Hotel Wildeman. Een wilde boel was ’t er niet: behalve ons logeerden er nog één familie: man en vrouw! Bovendien ging ’t kort na onze aankomst regenen. Den volgende dag om tien uur  vertrokken we naar Luzern (aankomst 12.21). We logeerden in ’t hôtel Gotthard-Terminus, waar ik vroeger ook al eens gelogeerd had. Zondag 17 juli voeren we naar Brünn. ’t Was mijn derde tocht over ’t Vierwaltstättermeer. Beide vorige keeren regende ’t. Nu prachtig weer, maar helaas! terwijl we in Brunn[en] lunchten, ging ’t regenen. Weldra goot ’t! Zoo trok ik andermaal met regen door de Axenstrasse. Van Fluelen gingen we met de trein weer terug naar Luzern. Maandag [maakten we een autotocht met een familie uit Nederland, die we daar ontmoet hadden,][6] bezichtigden we Luzern en dinsdagmorgen 10.40 vertrokken we weer, met de trein naar Fluelen, vandaar weer met de postwagen door de Klausenpas naar Linthal en vandaar per trein naar Ziegelbrücken en vandaar naar Mühlehorn. Prof. Liebeskind kwam ons al in Ziegelbrücken tegemoet.

            Wat een heerlijk oord die villa Seegarten. ’t Leek ons een sprookje. Twee terrassen aan ’t meer. We werden allerhartelijkst ontvangen. Woensdagmorgen maakten we een groote wandeling door de bergen. Vooral de steile terugtocht was voor onze stijve beenen  bezwaarlijk. Madame Liebeskind waakte echter over me als een bewaarengel en de prof. zorgde voor Lies. ’s Middags ’n tocht over ’t meer. ’s Avonds ’n rustig zitje op ’t terras. ’t Was een heerlijke dag. Prachtig weer. Alleen wat warm. Donderdag om twaalf uur vertrokken we weer na een hartelijk afscheid. Jammer, dat de jongste juist ziek was. Ik ben benieuwd naar de kiekjes die men daar van ons genomen heeft. Via Richterswil en Thalwil reisden we naar Zürich, waar we logeerden in Hôtel Royal. Vrijdag morgen 21 juli, 7.22 vertrokken we met de Rheingold naar ’t Haagje, waar we 21.02 aankwamen, afgehaald door Piet en Ton.  We wilden per se dien avond thuis zijn: ’t was onze 35e trouwdag! Feestelijk werden we verwelkomd: alle kinderen aanwezig, met Frans, Stan en Ton, onze drie schoonzoons, en Wim en … [7], onze aanstaande schoonkinderen: twaalf man sterk! Een patriarchale familie. Ze hadden voor ’n heerlijke bowl gezorgd en tot twaalf uur bleven we vroolijk bijeen. Dankbaar gingen we naar bed. ’t Was een lange dag geweest – veertien uur sporens, met snikhitte! – maar gezellig, met een pakkend slot! Zoo was onze tweede huwelijksreis ten einde! 

            Den volgenden dag moest ik aanstonds aan ’t werk. Er lagen nogal brieven die haast hadden; ik had in geen zes weken iets aan Maasbode of Centrum gezonden en morgen, 29 juli, moet ik een rede houden in den kaderdag van de Katholieke Staatspartij over staat en maatschappelijke orde. Thans is alles klaar. Morgen ga ik naar Amersfoort, Maasbode en Centrum hebben deze week alle twee alweer een artikel van me gehad, alle brieven zijn behandeld.

[6] De zinsnede tussen teksthaken is in het manuscript met pen doorgehaald.

[7] De naam van deze aanstaande schoonzoon (of schoondochter?) is in het manuscript met balpen onleesbaar gemaakt.

uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941)