G00665
08-08-1950
Actoren
Verslag
Samenvatting
CVP/WP/Soc. 7. Vergadering sociale commissie van het Schuman-plan, 08-08-1950.
Opmerkingen Nederland op de punten van art. 26:
1). Het voorschrift is veel te stringend geformuleerd.
2). Geen opmerking.
3). Is het eens met de strekking, maar vindt wel dat de
tekst niet voldoende de grondgedachte tot
uitdrukking brengt.
4). Is het niet eens met het voorschrift dat de H.A. zich
gaat bemoeien met de sociaal-economische
politiek, dit is namelijk voorbehouden aan de
regeringen van de leden.
5). Volgens de delegatie valt deze taak buiten de
bevoegdheid van de H.A.
De Heer Uri vindt dit maar kleine bezwaren. Nederland zegt dat het niet om kwantitatieve, maar om kwalitatieve verschillen gaat. Ze vinden dat de nationale regering eigen verantwoordelijkheid moet nemen m.b.t. sociaal-economische politiek.
Vervolgens wordt punt 4 behandeld m.b.t het verminderen van de kloof tussen de kosten van arbeid. De heer Uri wijst er op dat dit punt bedoeld is om de verschillen in productiviteit, die niet door eigen verdienste, maar door toevallige omstandigheden worden veroorzaakt, worden genivelleerd, zodat zij niet verstorend werken.
België geeft aanknopend bij art.17 sub E, een interpretatie van punt 4, welke veel verder gaat dan die van de voorzitter. Luxemburg sluit zich hier bij aan.
Italië heeft bedekingen bij punt 3, omdat dit een nationaal probleem raakt. Duitsland moet nog het Nederlandse voorstel doornemen.
De heer Uri heeft nog een opmerking tegenover het Nederlandse voorstel en acht het mogelijk een formule te vinden om de verschillen tussen industrieën en landen te egaliseren. Nederland wijst er op dat dit niet het probleem is, maar dat de nationale regeringen zelf deze problemen oplossen.
De heer Uri komt tot de conclusie om uitspraken over de bevoegdheden van de H.A. te vermijden.
Bijlagen I.
Art.26.
De bevoegdheid van de H.A. op lonen en de arbeidsvoorwaarden, zullen worden onderworpen aan de resultaat van de volgende doelstellingen:
1). Verwijder alle loonsverlaging als manier om de
economie concurrerend te maken.
2). Verwijder alle vorm van concurrentie op basis van
uitbuiting van arbeid.
3). Verminder de verschillen in arbeid en lonen tussen
de bedrijven, want dit kan een bedreiging vormen
voor de levensstandaard en de werkgelegenheid
van kansarme bedrijven.
4). Het verminderen van de kloof tussen de kosten van
arbeid per product.
5). De aanpassingen moeten in verband met de
realisatie van de doelstellingen
in overeenstemming zijn met de externe balans van
de betrokken landen.
Nederlandse Delegatie
Opmerkingen Nederland op de punten van art. 26:
1). Het voorschrift is veel te stringend geformuleerd.
2). Geen opmerking.
3). Is het eens met de strekking, maar vindt wel dat de
tekst niet voldoende de grondgedachte tot
uitdrukking brengt.
4). Is het niet eens met het voorschrift dat de H.A. zich
gaat bemoeien met de sociaal-economische
politiek, dit is namelijk voorbehouden aan de
regeringen van de leden.
5). Volgens de delegatie valt deze taak buiten de
bevoegdheid van de H.A.
De Heer Uri vindt dit maar kleine bezwaren. Nederland zegt dat het niet om kwantitatieve, maar om kwalitatieve verschillen gaat. Ze vinden dat de nationale regering eigen verantwoordelijkheid moet nemen m.b.t. sociaal-economische politiek.
Vervolgens wordt punt 4 behandeld m.b.t het verminderen van de kloof tussen de kosten van arbeid. De heer Uri wijst er op dat dit punt bedoeld is om de verschillen in productiviteit, die niet door eigen verdienste, maar door toevallige omstandigheden worden veroorzaakt, worden genivelleerd, zodat zij niet verstorend werken.
België geeft aanknopend bij art.17 sub E, een interpretatie van punt 4, welke veel verder gaat dan die van de voorzitter. Luxemburg sluit zich hier bij aan.
Italië heeft bedekingen bij punt 3, omdat dit een nationaal probleem raakt. Duitsland moet nog het Nederlandse voorstel doornemen.
De heer Uri heeft nog een opmerking tegenover het Nederlandse voorstel en acht het mogelijk een formule te vinden om de verschillen tussen industrieën en landen te egaliseren. Nederland wijst er op dat dit niet het probleem is, maar dat de nationale regeringen zelf deze problemen oplossen.
De heer Uri komt tot de conclusie om uitspraken over de bevoegdheden van de H.A. te vermijden.
Bijlagen I.
Art.26.
De bevoegdheid van de H.A. op lonen en de arbeidsvoorwaarden, zullen worden onderworpen aan de resultaat van de volgende doelstellingen:
1). Verwijder alle loonsverlaging als manier om de
economie concurrerend te maken.
2). Verwijder alle vorm van concurrentie op basis van
uitbuiting van arbeid.
3). Verminder de verschillen in arbeid en lonen tussen
de bedrijven, want dit kan een bedreiging vormen
voor de levensstandaard en de werkgelegenheid
van kansarme bedrijven.
4). Het verminderen van de kloof tussen de kosten van
arbeid per product.
5). De aanpassingen moeten in verband met de
realisatie van de doelstellingen
in overeenstemming zijn met de externe balans van
de betrokken landen.
Nederlandse Delegatie
Trefwoorden
Personen