Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
4a. De bijeenkomsten van de Raad van Europa.
Stikker meldt dat de verhouding tussen het Comité van Ministers en de Algemene Vergadering door verschillende oorzaken nog slechter is geworden. Hij noemt enkele voorbeelden. Veel leden van de Assemblée beschouwen de Raad van Europa als een federatief orgaan; de ontwikkelingen tijdens de laatste bijeenkomst houden het gevaar in, dat er eerder een grotere splitsing komt dan dat men tot nauwere samenwerking geraakt.
Van Schaik meent dat de leden van de Assemblée de zaken teveel overspannen. De minister-president meent dat men bij de discussie in de Kamer moet stellen dat er geen Europese staat is en dat men dan ook niet moet doen alsof die er wel is. Hoewel hij persoonlijk van oordeel is dat er een Europese federatie moet komen, zal men deze moeten laten groeien. Aan de ene zijde door via het Plan-Schuman, de OEEC en de gemeenschappelijke defensie, aan de andere zijde door in de Assemblée de Europese belangen te bespreken. Men kan daar echter geen bindende beslissingen nemen.
Zie ook