Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
17. Goedkeuring conventie en additioneel protocol van de Raad van Europa inzake de Rechten van de Mens (brief minister van Buitenlandse Zaken en minister Zonder Portefeuille Luns, 6 december 1952, nr. 124732).
Minister Donker meent dat goedkeuring van de conventie moeilijkheden kan geven m.b.t. vreemdelingen én de eigen onderdanen. Volgens spreker zijn er twee mogelijkheden: 1) dat het verdrag wordt aanvaard als uitsluitend verplichtingen op Nederland leggende, dat de Nederlandse wetgeving in overeenstemming moet zijn met het verdrag, 2) dat men een direct beroep op de conventie toelaat, dat het verdrag een rechtstreekse werking heeft. Spreker acht het van belang dat de goedkeuring alleen in eerste zin wordt wordt opgevat.
De minister-president antwoordt hierop dat volgens art. 64 het maken van voorbehouden niet is toegestaan. Beyen (en ook Cals) meent dat individuen aan het verdrag rechten kunnen ontlenen. Donker wil dit echter opnieuw bekijken.
Besloten wordt na te gaan op welke punten voorbehouden noodzakelijk kunnen zijn. Enkel deskundigen zullen zich nog over de door Donker genoemde bezwaren buigen.