Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S00252
15-03-1954
Samenvatting
3a. De Europese Gemeenschap.
Beyen deelt mee dat de studiecommissie die op de Haagse conferentie is ingesteld, rapport heeft uitgebracht. Deze zal op de ministersconferentie van 30 maart worden besproken. Te verwachten valt, mede gezien de korte tijd, dat er slechts op een beperkt aantal punten overeenstemming zal worden bereikt. Beyen meent dat het geen zin heeft de rest opnieuw naar een studiecommissie te verwijzen. Het lijkt hem beter om op een later tijdstip (bv. 1 juli) een ministersconferentie bijeen te roepen om dan te trachten een EG-verdrag tot stand te brengen. Dit heeft echter geen zin als de Fransen (nog) niet bereid zijn de beginselen van een dergelijk verdrag te aanvaarden.
Besloten wordt over het Nederlandse standpunt op 26 maart een extra ministerraadsvergadering te houden. Over eventueel uitstel van de conferentie van 30 maart moet nog overleg plaatsvinden.

N.B. In de vergadering van 22 maart meldt Beyen dat de Fransen gevraagd hebben de conferentie van Brussel uit te stellen. De extra vergadering van de ministerraad wordt verschoven tot 13 april.
Zie ook