Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01395
12-02-1959
Samenvatting
F1735. Fock meent dat de stelling dat er niets tegen de vastgestelde regeling voor aftredende leden moeilijk te opponeren valt, niet geheel juist is. Hij meent dat de stelling dat men niet kan afwijken van de vastgestelde regelingen van de EGKS, niet geheel waar is. Deze regelingen zijn slechts voorlopig overgenomen en moeten alleen worden toegepast, voorzover absoluut noodzakelijk.
1 Bij het inwerking treden van de EEG en Euratom heeft men besloten de EGKS-regelingen voor het in dienst nemen van personeel toe te passen.
2. Deze regeling zou gelden, tot er een nieuw personeelsstatuut zou zijn ontworpen.
3. De regeling voor aftredende Hoge Autoriteit-leden werd niet door de Raad van Ministers, maar door de voorzitters van de Raden gemaakt.
4. "Ik kan dus niet inzien, dat deze regeling voor aftredende Hoge Autoriteit-leden automatisch van toepassing moest worden verklaard op dit aftredend commissie lid van Euratom." Deze mening wordt nog versterkt door de wijze, waarop Arand voorzitter van de Euratom-commissie is geweest. Hij vroeg bovendien ontslag. Allemaal redenen om hem niet op deze wijze een belachelijk hoog bedrag toe te stoppen. "Integendeel, ik ben van mening, dat hij niets had behoren te krijgen."
Zie ook