S01500
31-12-1958
Actoren
Aantekening
Samenvatting
Aantekening inzake de verhouding van de EEG tot Latijns-Amerika.
Zowel in een werkgroep van handelspolitieke deskundigen van de EEG als in ad hoc werkgroepen wordt in Brussel gespoken over de vraag wat de EEG kan aanbieden aan de landen van Latijns-Amerika. Het gesprek van de handelspolitieke deskundigen gaat tot dusverre over wat op het gebied van hulpverlening kan worden gedaan. Deze benadering wordt vooral van Franse zijde en door het secretariaat van de Raad van Ministers gepousseerd.
Destijds is in de coƶrdinatiecommissie de mogelijkheid besproken van het sluiten van 'consultatie akkoorden" met de EEG als Gemeenschap. Toen ook de Europese Commissie dit naar voren bracht, werd dit door Nederland gesteund. Deze gedachte had echter niet de steun van de andere delegaties.
Kymmel meent dat het Nederlandse standpunt dient te zijn dat er voor de EEG geen aanleiding is om zich in de nabije toekomst als Gemeenschap te gaan bewegen op het terrein van buitenlandse hulpverlening. Op dit terrein zijn reeds andere multilaterale organisaties werkzaam. Een tweede reden is dat de misvatting zou kunnen ontstaan dat de EEG door haar instelling nadelige economische gevolgen zou meebrengen voor andere landen, waarvoor enige compensatie gegeven zou moeten worden. Tenslotte zou hulpverlening aan landen in Latijns-Amerika aanleiding kunnen geven tot hulpaanvragen uit landen in Aziƫ en Afrika.
De economische betrekkingen van de EEG met Latijns-Amerika dienen te worden ontwikkeld op basis van wederkerigheid. Hierbij is ruimte voor afzonderlijke akkoorden en regelingen tussen de EEG en afzonderlijke Latijns-Amerikaanse landen of groepen van landen.
Zowel in een werkgroep van handelspolitieke deskundigen van de EEG als in ad hoc werkgroepen wordt in Brussel gespoken over de vraag wat de EEG kan aanbieden aan de landen van Latijns-Amerika. Het gesprek van de handelspolitieke deskundigen gaat tot dusverre over wat op het gebied van hulpverlening kan worden gedaan. Deze benadering wordt vooral van Franse zijde en door het secretariaat van de Raad van Ministers gepousseerd.
Destijds is in de coƶrdinatiecommissie de mogelijkheid besproken van het sluiten van 'consultatie akkoorden" met de EEG als Gemeenschap. Toen ook de Europese Commissie dit naar voren bracht, werd dit door Nederland gesteund. Deze gedachte had echter niet de steun van de andere delegaties.
Kymmel meent dat het Nederlandse standpunt dient te zijn dat er voor de EEG geen aanleiding is om zich in de nabije toekomst als Gemeenschap te gaan bewegen op het terrein van buitenlandse hulpverlening. Op dit terrein zijn reeds andere multilaterale organisaties werkzaam. Een tweede reden is dat de misvatting zou kunnen ontstaan dat de EEG door haar instelling nadelige economische gevolgen zou meebrengen voor andere landen, waarvoor enige compensatie gegeven zou moeten worden. Tenslotte zou hulpverlening aan landen in Latijns-Amerika aanleiding kunnen geven tot hulpaanvragen uit landen in Aziƫ en Afrika.
De economische betrekkingen van de EEG met Latijns-Amerika dienen te worden ontwikkeld op basis van wederkerigheid. Hierbij is ruimte voor afzonderlijke akkoorden en regelingen tussen de EEG en afzonderlijke Latijns-Amerikaanse landen of groepen van landen.