Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01768
17-07-1959
Samenvatting
Associatie van Griekenland aan de EEG.
De Griekse regering heeft een verzoek ingediend onderhandelingen te openen voor het aangaan van een associatieregeling, welke in de loop der tijd kan uitmonden in toetreding.
Economisch zijn aan de associatie nauwelijks voordelen verbonden. Politiek is het uit oogpunt van Europese solidariteit gewenst dat er voor Europese onderontwikkelde landen een regeling wordt getroffen.
Door bilaterale associatie worden de volgende aspecten aan de problematiek toegevoegd:
1) Van de EEG-landen wordt een extra offer gevergd.
2) Associatie met Griekenland kan een discriminerend effect hebben t.a.v. andere Europese onderontwikkelde landen, zoals Turkije.
3) Door het aangaan van een bilaterale regeling wordt de mogelijkheid van een multilaterale regeling tussen de EEG en de elf uitgesloten.
4) De mogelijkheid van toetreding op den duur is nieuw.
5) Door bilaterale associatie van Griekenland wordt weer een taak van de OEES afgenomen.
Geconcludeerd wordt dat er een regeling zal moeten worden getroffen met onderontwikkelde landen als Griekenland. De voornaamste bezwaren tegen een dergelijke regeling zijn dat voorshands alleen de zes economische verplichtingen zouden moeten aangaan, dat de verhouding van de EEG met derde landen kan worden belast en dat de OEES.de uitvoering van deze steunverlening niet toebedeeld krijgt.