Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01845
06-02-1959
Samenvatting
241. Uw gesprek zaterdagochtend met de heer Mansholt.
Luns zou kunnen stellen dat het voor ambtenaren die t.b.v. de Europese integratie veel en hard werk verrichten, onplezierig is om regelmatig informeel te horen dat zij door het Brusselse milieu als 'anti-Europees' worden bestempeld. Nauw hiermee in verband staat het verwijt, ook door Mansholt geventileerd, als zou de Nederlandse regering tegen versterking van de Commissie zijn. Deze verwijten zijn onbillijk en geheel uit de lucht gegrepen.
Voorts zou kunnen worden gesteld dat er in Nederland enige teleurstelling bestaat over het beleid van de Commissie, met name t.a.v. de vrijhandelszone.
Verder meent Kymmell dat de ambities van de Commissie t.a.v. de hulpverlening niet alleen ongewenst zijn, maar ook niet gebaseerd op het verdrag.
Anderzijds zijn er op het gebied van de vorming van de Gemeenschappelijke Markt zaken ten onrechte nog nauwelijks geëntameerd.
Samenvattend wordt gesteld dat de teleurstelling samenhangt met de opvatting dat de Commissie zich iets energieker zou moeten bezighouden met de problemen, die op korte termijn moeten worden opgelost en zich voorlopig iets minder moet occuperen met problemen op de langere termijn en met problemen in het algemeen internationale vlak.