Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S02335
16-05-1966
Actoren
Memorandum
Samenvatting
533. Bezoek Britse ambassadeur.
Op 12 mei vroeg de Britse ambassadeur aan Hartogh om diens mening over de procedure, die zou moeten worden gevolgd teneinde het VK tot de EEG te doen toetreden. Sir Peter Garran stelde dat de Britse regering thans voldoende duidelijke uitspraken had gedaan over haar verlangen om toe te treden. De Britten vroegen zich af wat ze nu moesten doen met hun toenaderingspogingen. Engeland was voornemens de kwestie voorlopig buiten Frankrijk om te bespreken.
Hartogh stelde dat een rauwelijks aanbinden van de toetreding door een or meerdere EEG-partners op Franse tegenstand zou stuiten. Het leek hem begrijpelijk, dat de Britten het over de vijf willen spelen en hen dus in de verantwoordelijkheid willen betrekken. Zij achtten het verstandiger dat de EEG-partners Frankrijk de pin op de neus zetten, zodat de Brits-Franse relaties niet onmiddellijk onder de confrontatie behoeven te lijden.
De vraag is of de vijf bereid zijn over deze kwestie met de Fransen in de clinch te geraken. Hartogh betwijfelt dit en ziet daarom meer voor een procedure die op de langere termijn tot een confrontatie kan leiden.
Het kan nuttig zijn op korte termijn overleg te voeren met de Duitsers en eventueel de Belgen. Dit zou kunnen leiden tot de afspraak om in bilaterale informele gesprekken met de Britten, de gerechtvaardigde Britse moeilijkheden nader te definiƫren en daarbij tevens een eerste indicatie te zoeken voor de oplossing van deze problemen. Dit mag uiteraard niet leiden tot onderhandeling. De inhoud van de bilaterale gesprekken zal in een later stadium met de andere partners van de vijf moeten worden besproken. Mochten de vijf tot de conclusie komen, dat een basis voor een hernieuwde onderhandeling met het VK aanwezig is, dan zullen zij zich tot Frankrijk kunnen wenden en eisen dat Frankrijk zijn vage toezeggingen t.a.v. Engeland's toetreding waar maakt.
Zie ook