Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S02372
11-01-1968
Actoren
Memorandum
Samenvatting
105. Bespreking te Düsseldorf op 11 januari 1968 met staatssecretaris Lahr, minister Van Elslande en secretaris-generaal Hommel.
Lahr herhaalde dat voor de BRD de toetreding op de agenda blijft en dat men poogt deze tot stand te brengen. Hiervoor is nodig een versoepeling van de Britse 'alles of niets'-houding. De Duitse regering legt nu een aantal modellen voor aan het VK en de andere EEG-partners. Duitsland ziet niets in een gesprek tussen de vijf en het VK om de kansen voor een gesprek met Frankrijk niet te verspelen.
De Koster zette uiteen dat Nederland de kloof met de aanvragers niet groter wil maken dan strikt noodzakelijk en dat het samenwerking wil van de vijf (of minder) met het VK. "Onze houding binnen de EEG is sterk afhankelijk van de mogelijkheden van samenwerking tussen de vijf en Engeland." De Koster meende dat alleen het Duitse stufenplan, waarbij toetreding op een vast ogenblik kan plaatsvinden, overwogen kan worden. Men moet dan i.p.v. Stufen ook kunnen lezen overgangsperiode.