Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S02400
04-07-1969
Samenvatting
688. Gesprek met Bow-groep te Londen.
Italianer heeft enkele 'talking points' op een rij gezet die Luns kan gebruiken in zijn gesprek met de Bow-groep (een vereniging van jonge conservatieven).
1) Zelfs indien Frankrijk bereid zou zijn om de onderhandelingen met Engeland over toetreding te openen, zijn de moeilijkheden geenszins overwonnen. Het aantal onderwerpen waarover moet worden onderhandeld is sinds 1962 teruggelopen, maar er blijven nog belangrijke over. De voornaamste is de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
2) De Engelsen moeten zich niet laten afschrikken door de nog te verwachten moeilijkheden. De toetreding zal zowel economisch als politiek voor het VK van het grootste belang blijven.
3) Er is een zekere mate van wantrouwen blijven bestaan binnen het Europa van de zes t.a.v. de Britse bedoelingen. Dit wantrouwen is onstaan doordat Engeland tweemaal afzijdig is gebleven bij het Europees integratiestreven. Af en toe laait dit weer op n.a.v. uitlatingen van Britse politici.
4) Dit is ook van toepassing op de bilaterale verhoudingen met de afzonderlijke lidstaten.
5) Nederland heeft steeds de these verworpen dat toetreding van het VK zou betekenen dat dan de deur voor ettelijke andere Europese landen wordt opengezet waardoor er tenslotte een OECD zou ontstaan. Naar onze mening zal het aantal leden nooit veel meer dan 10 worden en het is mogelijk om met dat aantal het bestaande karakter min of meer te handhaven. Met de niet-toetredende EFTA-landen zal t.z.t. een regeling moeten worden getroffen, die zoveel mogelijk vrijheid in het handelsverkeer brengen. De politieke doelstelling van de Europese eenwording zal voor de lidstaten gehandhaafd moeten blijven.