S02511
18-03-1970
Actoren
Brief en nota
Samenvatting
Bijdrage tot de bepaling van een Nederlands standpunt inzake de plannen voor monetaire eenwording der EEG-landen.
1. Waarom een monetaire unie? A) Monetaire unificatie is geen doel op zich, maar dient ter vervolmaking van de economische integratie, waarvan de totstandkoming van een zo goed mogelijk functionerende gemeenschappelijke markt een wezenskenmerk is. B) Streeft men naar een volledige politieke unie, dwz met één Europees parlement en een federale regering, dan streeft men impliciet ook naar een monetaire unie. Het streven naar een EMU past bij de door Nederland gewenste politieke Europese eenwording. Daar een monetaire eenheid zonder een politieke niet denkbaar is, bevordert Nederland een politieke unificatie door zich te stellen achter de plannen voor een monetaire unie, MITS duidelijk vanaf het begin de politieke implicaties in het licht worden gesteld.
IN het overleg moet de politieke eenwording tot inzet worden gemaakt. Wanneer men het over dit einddoel niet eens is, zullen de 'tussenfasen' een onduidelijk en halfslachtig karakter dragen, terwijl de EEG het gevaar loopt te blijven steken in een 'half-way-integration'. Verder meent Drees dat gezien de koppeling van politieke en monetaire eenwording ook de toetredingskandidaten bij het overleg over de 'fasen-plannen' moeten worden betrokken.
Geen enkele nationale verantwoordelijkheid kan uit handen worden gegeven zonder dat tegelijk adequate communautaire bevoegdheden zijn gecreëerd ter vervanging van onze nationale bevoegdheden. Omgekeerd zijn communautaire bevoegdheden onverenigbaar met nationale bevoegdheden op hetzelfde terrein.
1. Waarom een monetaire unie? A) Monetaire unificatie is geen doel op zich, maar dient ter vervolmaking van de economische integratie, waarvan de totstandkoming van een zo goed mogelijk functionerende gemeenschappelijke markt een wezenskenmerk is. B) Streeft men naar een volledige politieke unie, dwz met één Europees parlement en een federale regering, dan streeft men impliciet ook naar een monetaire unie. Het streven naar een EMU past bij de door Nederland gewenste politieke Europese eenwording. Daar een monetaire eenheid zonder een politieke niet denkbaar is, bevordert Nederland een politieke unificatie door zich te stellen achter de plannen voor een monetaire unie, MITS duidelijk vanaf het begin de politieke implicaties in het licht worden gesteld.
IN het overleg moet de politieke eenwording tot inzet worden gemaakt. Wanneer men het over dit einddoel niet eens is, zullen de 'tussenfasen' een onduidelijk en halfslachtig karakter dragen, terwijl de EEG het gevaar loopt te blijven steken in een 'half-way-integration'. Verder meent Drees dat gezien de koppeling van politieke en monetaire eenwording ook de toetredingskandidaten bij het overleg over de 'fasen-plannen' moeten worden betrokken.
Geen enkele nationale verantwoordelijkheid kan uit handen worden gegeven zonder dat tegelijk adequate communautaire bevoegdheden zijn gecreëerd ter vervanging van onze nationale bevoegdheden. Omgekeerd zijn communautaire bevoegdheden onverenigbaar met nationale bevoegdheden op hetzelfde terrein.